Meer dan drie jaar lang moest Shell verplicht werken aan een bijna-halvering van zijn uitstoot. Vanaf vandaag is het bedrijf hiervan verlost. Het gerechtshof in Den Haag zet een streep door de klimaatzaak tegen Shell. Een snelle analyse van de gevolgen.
De uitspraak
Shell moet een passende bijdrage leveren aan het Akkoord van Parijs. De bestaande wetgeving houdt echter niet een specifiek percentage voor de reductieverplichting in.
De norm van 45 procent ten opzichte van de uitstoot in 2019 is gefundeerd op aanvaarde wetenschappelijke inzichten om teveel opwarming tegen te gaan. Maar, die norm betreft een wereldwijd gemiddelde voor alle sectoren op alle plaatsen ter wereld. Er zijn verschillende routes naar minder uitstoot, die per sector en regio kunnen verschillen. Samengevat: de 45-procent reductie is niet fijnmazig genoeg.
Kort gezegd vernietigt het Hof de eerdere uitspraak die Shell verplichtte om de directe uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 45 procent te verminderen. Het Hof ziet dat Shell op dat gebied al flinke stappen zet en noemt het aannemelijk dat het concern die doelstelling haalt. Daarom past een dergelijke verplichting niet. Ook is Shell niet langer verplicht (zoals op basis van het vonnis in eerste aanleg) een forse inspanning te doen de uitstoot van geleverde producten aan klanten (indirecte uitstoot) met 45 procent te verminderen in 2030.
De gevolgen
1: Wat de uitspraak voor Shell betekent
Shell liet op zakelijke wijze weten blij te zijn met de uitspraak van het Hof. Topman Wael Sawan noemt het “de juiste [uitspraak] voor de wereldwijde energietransitie, Nederland en ons bedrijf.” Shell mikt erop CO₂-neutraal te zijn in 2050 en heeft ook tussentijdse reductiedoelstellingen geformuleerd, onder meer voor 2035. Die tussentijdse doelen zien niet toe op absolute uitstootreductie, maar op verlaging van de koolstofintensiteit van verkochte energieproducten (kort gezegd CO₂-uitstoot per product). Shell wijst ook op het belang van energiezekerheid en vestigt eens te meer de aandacht op regelgeving die verandering en investeringen in verduurzaming aanmoedigt.
De uitspraak verschaft Shell onmiskenbaar meer flexibiliteit. De rechtszaak werd gezien als een wereldwijde testcase, maar was vooral een proef voor Shell.
Shell blijft echter de verplichting houden om een passende bijdrage te leveren aan eerder gemaakte klimaatafspraken zoals bekrachtigd in het klimaatverdrag van Parijs van 2016. Om die te behalen, zal Shell naar verwachting nog bedrijfsonderdelen moeten afstoten.
De vraag is of topman Sawan in de gunstige uitkomst aanleiding ziet om nog ‘meedogenlozer’ naar de activiteitenportefeuille van Shell te kijken en de prestaties van Shell te verbeteren. Hij wil dat alle divisies van Shell zelfstandig waarde kunnen creëren. De groene energietak lukt dat momenteel bij lange na niet. Shell stak het afgelopen kwartaal een kleiner deel (8 procent) van alle investeringen (minimaal 22 miljard dollar op jaarbasis) in ‘renewables’.
2: Wat de uitspraak voor beleggers betekent
De uitspraak is in eerste aanleg gunstig voor Shell-beleggers. De concurrentieverstoring die dreigde voor Shell is voorkomen. Vooral het opheffen van verplichtingen over de reductie van indirecte uitstoot kan leiden tot lagere operationele kosten en behoud van winstgevende activiteiten in fossiele brandstoffen. Dit kan het vertrouwen van beleggers versterken. Daarin speelt ook mee dat Shells transitie-inspanningen door de rechter zijn meegewogen. Kort gezegd: er rust wellicht nog een zwaardere verplichting op steenkoolproducten dan op het relatief minder vervuilende gas. De strategie van Shell zet zwaar in op vloeibaar gas (LNG). In de visie van het concern wordt LNG een transitiebrandstof waar veel vraag naar blijft terwijl het energiesysteem langzaam verschuift van fossiel (steenkool en olie) naar duurzaam (wind, zon, waterstof, etc).
Ondernemingen die werk maken van een geloofwaardig transitiepad kunnen daaraan enig comfort ontlenen, net als hun aandeelhouders.
Voor beleggers blijft het essentieel om ook de langetermijnrisico's in overweging te nemen, waaronder reputatieschade en de noodzaak tot aanpassing aan een veranderend energiebeleid en het achterblijven van een onderneming met waardeloze activiteiten (stranded assets). Dat is geen sinecure, gegeven de verschillende inzichten over afnemende vraag naar fossiele brandstoffen wereldwijd en de onstuimige opkomst van hernieuwbare energiebronnen.
3: Wat de uitspraak voor de energie-transitie betekent
De rechter oordeelt dat deze individuele onderneming niet is vast te pinnen op een vast percentage aan uitstootvermindering. Shell wordt behandeld als iedere andere onderneming die niet in een juridische procedure is aangesproken (zoals Shell in deze zaak door Milieudefensie). Tegelijk mag de uitspraak niet leiden tot nog verder afkalvende urgentie om te blijven investeren in de zoektocht naar rendabele hernieuwbare energie-proposities. Dat ligt deels bij de overheid, die moet zorgen voor de benodigde infrastructuur en die problemen met energielevering moet voorkomen. Voor oil majors blijft een belangrijke rol weggelegd. De maatschappij zal nog jaren afhankelijk zijn van fossiele grondstoffen, maar investeringen in voldoende duurzame energiebronnen zijn en blijven dringend nodig.
Er wordt onmiskenbaar flinke vooruitgang geboekt in de energietransitie maar de urgentie blijft groot en het verleden, waarin tegenwerking de norm was, werkt niet in het voordeel van de sector.