Hefboomproducten zijn risicovolle producten, mede vanwege hun hoge kosten. Deze zorgen er voor dat de kansen nog minder in je voordeel wegen, waardoor verlies bij genoeg handelen het waarschijnlijkste scenario is. We nemen de populaire Turbo en Booster als voorbeeld.
Hoe derivaten zoals Turbo's werken
De impact van kosten op het nettorendement van turbo's
Kosten hebben een grote impact op het rendement van de belegger. Hierop besparen, zou daarom onderdeel moeten zijn van elke beleggingsstrategie.
De volgende grafiek toont het nettorendement op een aantal verschillende Turbo’s met een hefboom tussen de zes en acht. We gaan er in dit voorbeeld even van uit dat de koers van het onderliggende aandeel gelijk blijft.
Duidelijk zichtbaar is hoe bij aanschaf direct al flinke kosten (meer dan 5%) in rekening gebracht worden (spread- en brokerkosten), welke in de maanden daarna oplopen (door de financieringskosten). De kans op een positief rendement wordt zo al snel beperkt. Bij Turbo's Basic Fit tikt vooral de spread aan, die alleen al zo'n 10% van de aankoopwaarde bedraagt.
En dan is er nog de Booster, het risicovollere broertje van de Turbo met in dit voorbeeld hefbomen tussen de 16 en 22. De kosten van dit product liggen een stuk hoger en de klok gaat snel tikken vanaf het moment van aanschaf. Na vier maanden is de gemiddelde belegger al zo’n 20% van zijn inleg kwijt. En dat bij een constante koers.
* Gebaseerd op fictieve aankopen van 100 Turbo’s/Boosters Long op een willekeurig moment, die gedurende vier maanden worden aangehouden. Daarbij gaan we ervan uit dat de koersen van de onderliggende aandelen gelijk blijven om het effect van kosten op het nettorendement te laten zien. De brokerkosten en het verschil tussen de bied- en laatprijs zijn telkens direct in mindering gebracht op het nettorendement. Vervolgens gaan de financieringskosten meetellen. Voor grafiek 2 geldt dat beleggers in veel gevallen de vierde maand niet halen. Door de grote hefboom is het waarschijnlijk dat het stop-loss-niveau al binnen enkele dagen of weken is bereikt.
Waar zitten de kosten in?
De kosten bij aankoop van deze producten bestaan uit de brokerkosten en het verschil tussen de bied- en laatprijs. Vervolgens gaan de financieringskosten meetellen. We lichten ze even toe.
Brokerkosten
Turbo’s en Boosters kun je via je broker verkrijgen en dat kost geld. In grafiek 1 en 2 zijn deze kosten in mindering gebracht op het nettorendement. De ene broker is goedkoper dan de ander, maar je bent per transactie al gauw zo’n 5-10 euro lichter. Hoe meer Turbo’s je koopt, hoe lager de relatieve brokerkosten zullen uitvallen. Dat dan weer wel.
Spread: verschil tussen de bied- en laatprijzen
Het gaat hier kortom om verschillende prijzen waartegen Turbo’s of Boosters kunnen worden aangekocht. De koper betaalt bijvoorbeeld in het voorbeeld van Basic Fit (grafiek 1) €2.33 per Turbo, terwijl de verkoper slechts €2.13 ontvangt voor dezelfde Turbo op hetzelfde moment. Het verschil – ook wel de 'spread' – verdient de bank. Wie in dit voorbeeld €2.33 per Turbo betaalt, heeft dus eigenlijk per direct al een verlies van bijna 10% te pakken (€2.33-€2.13= €0.20).
Nu is dit een extreem voorbeeld maar dergelijk verschillen komen vaak voor en als belegger moet je deze kosten meetellen. Overigens is de spread vaak hoger voor minder verhandelde effecten.
Financieringskosten
Wie met een hefboom belegt, leent geld van de uitgevende instelling. Daarover ben je rente verschuldigd. Vaak gaat het om zo’n 1.5-3% kosten op jaarbasis, die gaan lopen vanaf het moment van aanschaf. En dat kan hard gaan zoals je ziet in grafiek 1 en met name grafiek 2.
Vooral de grotere hefbomen tikken flink aan vanwege het hogere geleende bedrag. Wie bijvoorbeeld €400 belegt in Boosters met een hefboom van 16, leent een bedrag ter hoogte van €6.000. Meer dan je dacht, niet? Daarbovenop komt dan vaak ook nog eens een hogere rente (bijna 3% op jaarbasis). In dit voorbeeld zal de rente op jaarbasis bijna 40% beslaan van de prijs die je
betaalt voor de Boosters (€400).
Tot slot zijn er mogelijk ook nog andere kosten, bijvoorbeeld voortkomend uit dividendlekkage, waarbij ingehouden buitenlandse dividendbelasting ten koste gaat van de waarde van het derivaat.