VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Het kabinet houdt er serieus rekening mee dat ook beleggers gecompenseerd moeten worden voor belasting over rendementen die ze niet hebben behaald. Box 3-belasting op basis van het werkelijke, individuele rendement komt daarmee sneller dan gedacht in beeld.

Een baanbrekend arrest en een snel in elkaar gedraaide herstelwet. Dat zijn twee voorname ingrediënten van een dossier dat veel beleggers bezighoudt: de box 3-belasting.  

Eind 2021 besliste de hoogste rechter in Nederland dat spaarders alleen belasting hoeven te betalen over renteopbrengsten die ze (min of meer) echt behaald hadden.  

Gezien de ultralage spaarrente van afgelopen jaren betekende dat een renteopbrengst – en dus vermogensbelasting – van bijna nul.  Tot die tijd rekende de fiscus met fictieve rendementen op sparen die totaal niet overeenkwamen met de werkelijkheid.  

Terwijl spaarders door het oordeel van de Hoge Raad voortaan belast worden op het werkelijke rendement, is dat voor beleggers nog niet het geval. Zij worden allemaal aangeslagen voor fictieve rendementen van meer dan 5 procent, ongeacht of ze die behalen of niet (of verlies lijden). Die praktijk was het gevolg van een herstelwet die het kabinet met spoed invoerde na de uitspraak van de Hoge Raad.  

Veel kritiek 
Op die herstelwet is veel kritiek, niet alleen van belastingplichtige beleggers maar ook van fiscalisten en rechters. In tal van rechtszaken oordeelden zij dat ook beleggers aangeslagen dienen te worden op basis van echt behaalde beleggingsopbrengsten.  

Tegen die zienswijze heeft de regering zich lang verzet. Belasten op werkelijk rendement zou de opbrengst van vermogensbelasting grillig maken voor de overheid. Bovendien is uitvoering een probleem voor de Belastingdienst. Daarom is belasten op basis van werkelijk rendement al een aantal keer uitgesteld, en staat nu voor 2027 op de planning.  

Beleggers op vinkentouw 
Opnieuw blijkt het de Hoge Raad die de muziek bepaalt. In het voorjaar zal de Hoge Raad uitspraak doen over de box 3-belasting voor beleggers. Een recent advies van de advocaat-generaal laat aan duidelijkheid weinig te wensen over: werken met fictieve rendementen is een onbegaanbare weg.  

In aanloop naar het arrest van de Hoge Raad is het ministerie van Financiën manieren aan het bedenken om versneld te gaan belasten op een (bijna) werkelijk rendement. Ook wordt gekeken hoe terugbetaling van eerder te veel betaalde box 3-belasting zo soepel mogelijk kan worden aangepakt.  

Voor honderdduizenden beleggers gaat het dan om terugbetaling of verrekening over 2021 en 2022, voor beleggers die eerder bezwaar maakten tegen aanslagen kan restitutie verder teruggaan.  

Vooral ten aanzien van 2022 betekent dat goed nieuws voor beleggers. Velen hebben in dit slechte beursjaar verlies geleden, maar werden door de fiscus behandeld alsof ze meer dan vijf procent rendement hadden behaald.  

>De VEB bereidt actie voor tegen box 3-belasting. Lees hier meer. 

>>Lees over de voorbereiding in een brief van de demissionair staatssecretaris van Financiën.

Bij belasting op basis van werkelijk rendement moeten beleggers zelf informatie aanleveren over rendementen. Over deze zogenoemde tegenbewijsregeling is nog het nodige te doen, omdat het kabinet vreest dat beleggers in slechte beursjaren aan de bel zullen trekken en in goede beursjaren stilletjes hun voordeel nemen. Er wordt daarom overwogen om rendementen van individuele beleggers over meerdere jaren te meten.  

Kanttekeningen 
Is de weg die de regering nu inslaat in voorbereiding op de Hoge Raad-uitspraak zaligmakend? Zeker niet. Allereerst komen in de huidige plannen niet alle belastingplichtige beleggers voor compensatie in aanmerking over de afgelopen vijf jaar. Mogelijke compensatie over 2020 en eerder wordt voorbehouden aan mensen die eerder bezwaar hebben gemaakt. Wie de vooraf ingevulde gegevens op het belastingformulier heeft gevolgd en braaf belasting betaald heeft, komt er bekaaid af. Tegen deze gang van zaken lopen inmiddels meerdere rechtszaken, zowel namens spaarders als beleggers.  

Daarnaast wordt bij bepaling van box 3-rendementen geen rekening gehouden met inflatie. Dat kan aanzienlijke invloed hebben op de opbrengsten als de geldontwaarding hoog is. Geen rekening houden met inflatie betekent dus eigenlijk dat de fiscus gewoon doorgaat met het belasten van fictieve rendementen.  

Draaien maar 
De terugbetaling van eerder onterecht geïncasseerde belastingen mag redelijk lijken, in Haags jargon heet het een onvoorziene uitgave en inkomstenderving waarvoor links of rechts dekking gevonden moet worden. In het Belastingplan voor komend jaar draait het kabinet aan een paar knoppen om dat voor elkaar te krijgen.  

Allereerst wordt het tarief op rendementen – ooit de vermaarde dertig procent op rendement – komend jaar verhoogd naar 34 procent. Daardoor wordt van iedere euro beleggingsopbrengst (die nu nog fictief wordt bepaald) boven de heffingsvrije drempel meer dan een derde belast. Deze heffingsvrije drempel wordt bovendien niet hoger komend jaar.  

Mogelijk wordt het tarief zelfs naar 36 procent per 2024 verhoogd mocht de Tweede Kamer binnenkort instemmen met een amendement dat tijdens de algemene politieke beschouwingen is aangekondigd. 

Mening van ons allemaal 
De uitspraken van rechters en het aanstaande arrest van de Hoge Raad zorgt voor nieuwe dynamiek rond box 3. Werkelijk rendement komt snel dichterbij, terwijl de regering tegelijkertijd alle Nederlanders vraagt om hun ideeën over een nieuwe vermogensbelasting. Daarvoor is een consultatie uitgezet waarop iedere Nederlander kan reageren.  

De VEB heeft inmiddels haar visie gedeeld met het kabinet.  

>Lees de inzichten van de VEB over box 3 hier.

Wilt u ook uw visie geven? Dat moet rechtstreeks, de VEB kan dat niet voor u doen. Uw inbreng kunt u gemakkelijk geven door antwoord te geven op de zeven vragen van deze publieke consultatie. Klik hier om naar de overheidsconsultatie te gaan.  

VEB-visie op Box 3  

  • De VEB vindt dat box 3-heffing op basis van werkelijk behaald rendement moet plaatsvinden, vanzelfsprekend gecorrigeerd voor kosten en inflatie. Behaalde winsten belasten is de afspraak, maar geen winst betekent dan ook geen belasting. 
     
  • Dat de Belastingdienst nog jaren nodig heeft – in ieder geval tot 2027 - om de systemen dusdanig in te richten dat werkelijk behaald rendement de basis vormt, kan belastingplichtigen moeilijk verweten worden. Zij mogen hiervan ook niet de dupe zijn. 
     
  • Zolang belasten op basis van werkelijk rendement niet mogelijk is, moet betere aansluiting worden gezocht bij de werkelijke situatie. Bijvoorbeeld door de oude box 3-methodiek te hanteren waarbij wordt uitgegaan van 4 procent rendement (waarover dan 30 procent belasting wordt geheven: de befaamde 1,2 procent vermogensrendementsheffing). 
     
  • Zijn er jaren waarin die 4 procent overduidelijk niet kan worden gehaald of waarin het rendement zelfs negatief is, dan wordt er over beleggingen in die jaren helemaal geen belasting geheven. 
     
  • Belastingplichtigen moeten de mogelijkheid krijgen om met bewijs te komen dat ze het voorgestelde rendement niet hebben behaald, een zogenoemde tegenbewijsregeling. 
     
  • (Fictieve) vermogensrendementsheffing over verlieslatende jaren, zoals 2022, is onaanvaardbaar. De VEB is vastbesloten de gang naar de rechter te maken om dit te bekrachtigen.