Renteproducten zijn beleggingsproducten waarvan de waarde of rendementen primair afhankelijk zijn van de (toekomstige) rente en kredietwaardigheid van de lener. Hieronder vallen onder andere sparen en obligatiebeleggen.
Sparen
De meest eenvoudige beleggingsvorm is sparen. Je brengt je geld naar de bank en stort het op een speciale rekening met een rente. De spaarrente is hoger dan de rente op een dagelijks opvraagbare rekening, de zogenaamde rekening-courant, waarop vaak zelfs helemaal geen rente wordt vergoed.
Daar staat tegenover dat er bij een spaarrekening soms restricties zijn voor wat betreft het opnemen van geld, zoals een opzegtermijn of een boete bij geldopname. Ook mag je spaarrekeningen niet gebruiken om maandelijkse betalingen te doen.
Deposito’s
Deposito’s zijn spaarrekeningen waarop het geld voor een bepaalde looptijd wordt vastgezet en die vaak iets meer rente geven dan een spaarrekening. Zeker voor grotere bedragen kunnen deposito’s veel extra rente-inkomsten genereren.
De looptijd varieert van een maand tot meerdere jaren. Aan het eind van de looptijd van het deposito krijgt de belegger zijn geld met de rente terug. Doorgaans moet hij wel een fikse boete betalen als hij het geld vóór het einde van de looptijd van de rekening haalt.
Spaargelden (inclusief deposito’s) worden door De Nederlandsche Bank (DNB) beschermd tot €100.000,-, mits de partij een bankvergunning heeft van DNB. Mocht je bank failliet gaan, dan zijn je tegoeden tot €100.000,- veiliggesteld. Alle bij de DNB geregistreerde banken vallen onder het stelsel. Op de website van DNB < Nederlandse Depositogarantie (dnb.nl) > lees je meer over het depositogarantiestelsel.
Obligaties
Een obligatie is een schuldbewijs, een deel van een lening die is aangegaan door meestal een land, een overheidsinstelling of een onderneming. Obligaties geven doorgaans een hoger rendement dan spaarrekeningen en deposito’s, omdat beleggers hun geld langer kwijt zijn en meer risico lopen.
Een reguliere obligatie heeft een van tevoren bepaalde vaste looptijd die meestal ligt tussen de vijf en de dertig jaar. Jaarlijks wordt een vast rentebedrag uitgekeerd (de coupon) en aan het eind van de looptijd wordt de obligatie weer afgelost tegen de hoofdsom (nominale waarde). Tenminste, als de uitgevende instelling intussen niet failliet is gegaan.
Er zijn ook obligaties die de uitgevende instelling de optie geven om voor het einde van de looptijd af te lossen (een callable of vervroegd aflosbare obligatie), en obligaties waarbij de belegger het recht heeft om van de uitgevende instelling terugbetaling van de hoofdsom te eisen (putable obligatie). Daarnaast zijn er nog meer exotische obligaties die bijvoorbeeld kunnen worden geconverteerd naar aandelen of waarvan de rente meestijgt of -daalt met de marktrente.
Verschillende soorten obligaties hebben elk hun eigen afwijkende rendement-risicoverhouding. Het rendement wordt bepaald door de prijs die je betaalt, bij obligaties wordt deze weergegeven als een percentage van de hoofdsom in plaats van als een geldbedrag. Beleggers kunnen via beleggingsfondsen gemakkelijk in obligaties beleggen die vergelijkbare karakteristieken hebben, waardoor ook met een beperkt bedrag spreiding mogelijk is over verschillende uitgevende instellingen.