Aandelen zijn risicovol omdat de resultaten van bedrijven onzeker zijn en daarmee ook de kasstromen die uiteindelijk toekomen aan beleggers.
De uitkeringen die een aandelenbelegger ontvangt en de uiteindelijke waarde van het vermogen bij verkoop, kunnen door dat hogere risico veel meer variëren dan bij een deposito of bij obligaties waar deze – min of meer – vaststaan. Dit komt tot uitdrukking in de koersschommelingen, oftewel de volatiliteit van een aandeel.
De aandelen die een bedrijf uitgeeft, behoren tot het eigen vermogen. Aandeelhouders zijn daarmee de meest achtergestelde groep bij een faillissement van een onderneming. Pas na alle schuldeisers krijgen zij wat overblijft.
Maar net zoals een bedrijf rente moet betalen op schuld, is dit eigen vermogen niet 'gratis'. Er moet een vergoeding tegenover staan, zodat beleggers bereid zijn om te investeren. Er is een vereist rendement, de kosten van het aandelenkapitaal. Dit komt tot uitdrukking in de beurskoers.
De financiële theorie kent een bepaalde risicopremie toe aan aandelen, behorend bij de onzekerheid en de kans op het verlies van de investering. Die risicopremie zit in het vereiste rendement. In principe leveren aandelen daarom meer op dan beleggingen met een lager risico, zoals obligaties. Beleggers prijzen dit in door vraag en aanbod in de koers.
Het ligt aan de basis van de waardering van aandelen waarbij een aanname wordt gedaan van het vereiste rendement op eigen vermogen, zoals in onze analyse van ASMI. De meer technische achtergrond van de risicopremie lichten wij hieronder verder toe.
Vereist rendement
Het vereiste rendement op aandelen bestaat volgens de academische theorie uit twee onderdelen: de risicovrije rente plus een risicopremie. De rente kan worden bepaald op basis van het effectieve rendement op kortlopende (Nederlandse of Duitse) staatsobligaties voor de eurozone en bijvoorbeeld T-bills voor dollarbeleggingen.
Een risicopremie is het rendement daarbovenop, en wordt doorgaans vastgesteld op basis van het historische rendement dat op de ‘marktportefeuille’ is gerealiseerd. Voor ieder aandeel is deze premie anders, afhankelijk van het systematische risico (volgens de theorie gemeten op basis van de beweging van een aandeel ten opzichte van de markt). Dit heet ook wel het marktrisico.
- Dit raakt alle ondernemingen (bijvoorbeeld in een recessie)
- Het is niet weg te diversifiëren
- Een belegger wordt voor blootstelling aan dit risico beloond met rendement
De verwachte kasstromen van een bedrijf die in de toekomst aan de aandeelhouders toekomen, worden teruggerekend naar vandaag (verdisconteerd) met het vereiste rendement dat hoort bij het verwachte risico van de onderneming. Een euro die je in de toekomst ontvangt is namelijk minder waard dan een euro op dit moment, zeker als er - zoals bij aandelen - een aanzienlijk risico in het spel is.
De beurskoers brengt het verwachte rendement van alle beleggers samen in overeenstemming met het vereiste rendement. Op die koers zijn vraag en aanbod van beleggers in evenwicht.
Of dat een ‘juiste’ koers is, kan pas achteraf vast worden gesteld. Dan blijkt welke premie aandelen over een bepaalde periode daadwerkelijk hebben geboden. Uiteraard is het rendement voor een belegger afhankelijk van de koers bij aankoop en verkoop. Die zijn weer afhankelijk van sentiment op de markt (vooral op de kortere termijn), de ontwikkeling van onderliggende bedrijfsresultaten en de verwachtingen op die momenten.
De koersen van aandelen kunnen uiteraard fluctueren. Iedere dag is er nieuws dat impact heeft op de beurs. Zeker voor een individueel aandeel is er veel invloed van risicofactoren die uniek zijn voor het bedrijf: de niet-systematische risico’s. Een belegger wordt voor blootstelling aan die risico’s niet beloond met rendement.
Risico op de lange termijn
Voor de lange termijn is het natuurlijk maar helemaal de vraag of aandelen inderdaad meer risico met zich meebrengen dan een spaardeposito en obligaties, of dat andere overwegingen dan belangrijker zijn.
Een deposito heeft op de lange termijn het grote risico dat er niet genoeg rente wordt betaald om de inflatie bij te houden, waardoor de koopkracht van de spaarder wordt uitgehold.
Obligaties met een vaste vergoeding hebben dit nadeel ook. Die bieden een vaste rente en een waarschijnlijke tot vrijwel zekere terugbetaling van de hoofdsom (afhankelijk van de uitgever), maar daar staat tegenover dat de kans een stuk groter is dan bij aandelen dat het eindvermogen niet genoeg is voor de doelen van de belegger.
Uiteindelijk telt voor de langetermijnbelegger alleen de uitkomst van een belegging, en doet het er in principe niet toe hoe de weg daarnaartoe verloopt. Het omarmen van die risico’s hoort bij beleggen. De lange horizon is hier belangrijk, omdat er dan veel meer ruimte is voor koersen om te herstellen na een slechte periode.
Voor aandeelhouders blijft de verwachting dat zij bij een correct gespreide portefeuille een rendement kunnen verwachten dat op de lange termijn in overeenstemming is met de markt. Het risico blijft essentieel in de keuze tussen verschillende beleggingen. De toekomstige risicopremie is natuurlijk onvoorspelbaar, maar de onzekerheid en volatiliteit die bij aandelen horen verdwijnen niet. In principe blijven aandelen dus een hoger vereist en dus verwacht rendement met zich meebrengen.