Bijna drie jaar na de Russische inval in Oekraïne zijn de wereldwijde defensie-uitgaven aanzienlijk gestegen. Defensiebedrijven zouden hier sterk van moeten profiteren, maar de realiteit is veelal complexer. RTX, een van de grootste spelers in de sector, laat zien dat de weg naar succes in deze geopolitiek turbulente tijden met hindernissen is bezaaid.
De resultaten van RTX, het fusiebedrijf dat voorheen Raytheon heette, zouden in theorie sterk gebaat zijn bij de omstandigheden van de afgelopen paar jaar. Op het oog waren die immers uiterst gunstig: het bedrijf haalt ongeveer de helft van zijn omzet uit defensie, terwijl de andere helft uit producten voor de burgerluchtvaart komt, vooral vliegtuigmotoren. In die markt is de vraag na de coronapandemie hard gestegen, zonder dat er tekenen zijn van afkoeling.
Toch heeft een serie tegenslagen de verwachting dat RTX flink zou profiteren van de huidige omstandigheden tenietgedaan. Hoewel het bedrijf uit Arlington na de Russische inval in Oekraïne korte tijd beter presteerde dan de rest van de markt, koerst het momenteel zo’n 35 procent boven het niveau net voordat de oorlog in Oekraïne uitbrak. De S&P 500 kreeg er in diezelfde periode 48 procent bij.
Fusie
RTX komt voort uit het samengaan van defensiegigant Raytheon en United Technologies, een industrieconglomeraat dat naast luchtvaartbedrijven als Pratt & Whitney en Collins Aerospace ook luchtbehandelingssystemen, sprinklers, inbraakalarmen en industriële vriezers maakte. Voorafgaand aan de fusie werd een deel van die activiteiten onder de naam Carrier Global afgesplitst. Een ander onderdeel, liftenmaker Otis, kreeg in diezelfde periode zijn eigen beursnotering in New York.
Sindsdien kent RTX, de naam die het in 2023 aannam, drie ongeveer even grote segmenten, goed voor een min of meer gelijk deel van de 71 miljard dollar grote omzet. Raytheon is van de drie waarschijnlijk de bekendste naam. Dat defensiebedrijf werd tijdens de Tweede Wereldoorlog groot met het ontwikkelen van radarsystemen, een technologie waarmee het en passant ook de magnetronoven uitvond en zo ook een consumentenbedrijf werd. Radar, en andere methoden voor locatiebepaling, zijn voor Raytheon nog altijd een belangrijk deel van de activiteiten. Ook produceert het bedrijf Patriot-luchtverdedigingssystemen, Hellfire-antitankwapens en Tomahawk-kruisraketten.
Het tweede segment bij RTX is Pratt & Whitney, dat motoren levert die zowel in de F35-straal-jagers als in de Airbus A320-passagierstoestellen zitten. De turbines die het bedrijf maakt, zijn ook te vinden in schepen en in de industrie. Collins Aerospace, het derde segment, levert andere vliegtuigonderdelen, van automatische piloten tot vliegtuigstoelen en rolroeren.
Dat laatstgenoemde segment is het meest winstgevend. In de eerste drie kwartalen van 2024 behaalde Collins Aerospace een operationele winst van 3 miljard dollar. Bij Raytheon was dat 1,8 miljard dollar en bij Pratt & Whitney 1,5 miljard, terwijl de drie onderdelen qua omzet ongeveer even groot zijn. Het verschil is te verklaren door de problemen die de laatste twee onderdelen de afgelopen jaren hadden.
Productiefouten
Pratt & Whitney heeft te kampen met grote problemen met zijn nieuw ontworpen, zuinigere motortype GTF. Een grote hoeveelheid motoren die al in gebruik waren, bleek met onzuiver metaal te zijn gefabriceerd en daardoor veel sneller te slijten dan was voorspeld, vooral in warme gebieden. Toen de omvang van het probleem duidelijk werd – zo’n 3.000 motoren hadden het probleem – moesten veel vliegmaatschappijen toestellen direct aan de grond houden. Dat betekende dat een aantal routes niet meer gevlogen kon worden, een enorme kostenpost die op RTX verhaald werd. Het bedrijf zette daar de afgelopen jaren miljarden voor opzij: 7 miljard dollar voor reparaties en compensaties, terwijl de winst bij het moederconcern de komende jaren zo’n 3,5 miljard dollar per jaar lager zal uitkomen.
De productiefouten van het bedrijf hebben ook gevolgen voor de toeleveringsketen. Zo zijn ze een belangrijke oorzaak van de beperkingen in de productiecapaciteit van de A320-toestellen van Airbus. De Europese vliegtuigbouwer verwachtte aanvankelijk dat de problemen met de Pratt & Whitney-motoren dit jaar al opgelost zouden zijn, zodat het 75 A320-toestellen per maand zou kunnen gaan produceren. Door het aanhoudende tekort verwacht het bedrijf dat nu pas in 2027 te kunnen doen.
Intens
Voor Raytheon ziet alles er op papier geweldig uit. Sinds Donald Trump in 2018 – tijdens zijn vorige termijn als president – eiste dat de Europese NAVO-lidstaten 2 procent van hun bruto binnenlands product zouden besteden aan defensie, zijn die uitgaven na een ruim twee decennia durende periode van bezuinigingen eindelijk weer aan het oplopen.
In Taiwan, waar zowel het land zelf als de Verenigde Staten stevig investeren uit angst voor een Chinese invasie, zijn de defensiebestedingen stevig opgelopen. Het Witte Huis van Joe Biden verstrekte pakketten met een totale waarde van meer dan 10 miljard dollar aan de regio, met vrijwel alleen maar Amerikaanse wapens en defensiesystemen.
De uitgaven aan Taiwan vallen in het niet bij die aan Oekraïne, waar in 2022 een verschroeiende oorlog uitbrak die de bijna drie jaar sindsdien nauwelijks in intensiteit is afgenomen. Dit heeft een tweeledig effect. Enerzijds is er in Oekraïne een enorme vraag naar pantservoertuigen, drones, artillerie en luchtafweersystemen.
Anderzijds zet het andere Europese landen aan om aanzienlijk meer te investeren in hun defensiecapaciteit. Zo verwacht Polen dit jaar 4,7 procent van het bbp uit te geven aan defensie, terwijl notoire onderbetaler Spanje de huidige uitgaven van 1,3 procent van het bbp in 2024, geleidelijk op wil gaan voeren tot 2 procent in 2029.
Dan is er nog het Midden-Oosten, waar luchtafweersystemen in Israël veel munitie gebruiken na de luchtaanvallen vanuit Iran. Ook de voortdurende raketaanvallen van de Houthi-rebellen leveren RTX veel vraag op, waar het maar lastig aan kan voldoen. De Amerikaanse marine schiet de vanuit Jemen gelanceerde projectielen neer met zogenoemde standard missiles, die miljoenen dollars per stuk kosten. Om er zeker van te zijn dat de Houthi-raketten hun doelen niet raken, vuren de Amerikaanse marineschepen twee van die raketten af per projectiel. Zo gaat de voorraad er rap doorheen: de fabrikant kan slechts enkele honderden van die raketten per jaar bouwen.
Vol orderboek
Ten tijde van de aankondiging van de fusie, in 2019, dachten Raytheon en United Technologies zelf dat de segmenten die onderdelen leveren voor burgertoepassingen veel sneller zouden groeien dan de defensieonderdelen binnen het bedrijf. De veranderende geopolitieke situatie heeft aan die gedachte een einde gemaakt.
Volgens het Stockholm International Peace Research Institute, een gezaghebbende denktank, bedroegen de wereldwijde defensie-uitgaven in 2023 ruim 2.400 miljard dollar, een recordbedrag. De Verenigde Staten is goed voor 38 procent van die uitgaven, met 916 miljard dollar. De komende jaren zal dat verder oplopen, zo is de verwachting.
De resultaten van RTX laten dat zien. Uit de meest recente kwartaalcijfers van zowel Collins Aerospace (plus 6 procent) als Pratt & Whitney (14 procent erbij) blijkt dat het groeitempo binnen die segmenten op het gebied van defensie procentueel de helft hoger ligt dan die van de burgerluchtvaartactiviteiten. Bedrijfsbreed kwam er op defensiegebied in het meest recente kwartaal 25 miljard dollar aan nieuwe orders bij, tegen een bestellingstotaal van 11 miljard dollar bij de bedrijfsgerichte tak.
Daarmee stroomt het orderboek in razendsnel tempo vol. Het bedrijf had eind 2020, het eerste moment waarop het fusiebedrijf rapporteerde, 150 miljard dollar aan uitstaande orders. Dat was tegen het einde van het derde kwartaal van 2024 opgelopen naar 221 miljard dollar. Aangezien er vaak lange periodes zitten tussen een politiek besluit de uitgaven op te hogen en een daadwerkelijke order, is de verwachting dat de pijplijn de komende jaren alleen maar verder zal worden gevuld.
Restricties
Het is dan ook enigszins verbazingwekkend dat de omzet bij Raytheon – dat vrijwel volledig focust op defensieproducten – ietwat achterblijft. Dat laat zien dat het beantwoorden van de sterk gestegen vraag niet zo gemakkelijk is. Wapenproducenten hebben te maken met extreem ingewikkelde toeleveringsketens, niet in de laatste plaats door de vele exportrestricties van zowel eindproducten als de grondstoffen voor de wapensystemen die zij bouwen.
Zo zorgt de geopolitieke onrust niet alleen maar voor betere resultaten; het kan ook betekenen dat lucratieve overeenkomsten worden afgeschoten door de Amerikaanse overheid. Deals met bedrijven of landen die ook samenwerken met China of Rusland zijn nu vaak onmogelijk geworden, zo bleek bijvoorbeeld toen RTX een miljardendeal moest afblazen met een Saoedische maker van luchtafweersystemen. Ook andere Europese en Amerikaanse defensiebedrijven staan onder druk om samenwerkingen te heroverwegen met landen als Saoedi-Arabië, dat met zijn grote ambities en goedgevulde schatkist als een belangrijke afnemer van defensiegoederen geldt.
Paraat
Daar komt bij dat de vraag naar wapens logischerwijs grotendeels afhangt van het bestaan van militaire conflicten. In vredestijd, als wapensystemen alleen maar worden gebruikt om mee te oefenen, is de productiecapaciteit van munitiefabrieken al snel veel te groot voor de vraag. Lange tijd betaalden overheden producenten dan ook voor het paraat houden van fabrieken, voor het geval er toch een oorlog uit zou breken; een kostenpost die, naast de uitgaven aan de opslag van de bestaande wapenvoorraad, flink kan oplopen.
Op het in stand houden van die fabriekscapaciteit is sinds de val van het IJzeren Gordijn dan ook flink beknibbeld. De kans werd klein geacht dat er een grootschalige grondoorlog zou uitbreken, zoals in Oekraïne nu het geval is. Daarnaast was het voor het Pentagon veel aantrekkelijker om geld uit te geven aan gloednieuwe en meer geavanceerde wapensystemen, waar de grote defensiebedrijven stevig voor lobbyden.
Opschalen
Een goede illustratie van de gevolgen van dat beleid vormen de antitankwapens van het type Javelin, een voor moderne begrippen relatief simpele raketwerper. De 1,10 meter lange raketten worden gemaakt door een joint venture van Lockheed Martin en Raytheon. In 2022, het jaar van de Oekraïne-inval, bouwden zij jaarlijks zo’n 2.100 van dat type raketten. Het Oost-Europese land gebruikte tegelijkertijd echter zoveel Javelin-raketten dat het met dat productietempo vijf jaar zou duren om de voorraden weer aan te vullen. Het opvoeren van de productie blijkt niet makkelijk: de twee bedrijven proberen op te schalen naar 4.000 per jaar, maar dat niveau bereiken zij pas tegen het einde van 2026.
Een ander voorbeeld is de Stinger, de draagbare luchtafweerraketten die in Oekraïne ook veel gebruikt worden. In 2022 vuurde het land voor zo’n dertien productiejaren aan voorraad de lucht in. Dat leverde direct een groot probleem op, aangezien het Pentagon, als grote afnemer, dat type raket al bijna twintig jaar niet meer had besteld. Toen RTX de productielijn weer opende, moest het concern sommige delen van het ontwerp veranderen, omdat toeleveranciers failliet waren gegaan of onderdelen niet meer leverbaar waren. Ook haalde het bedrijf reeds lang gepensioneerde werknemers terug die in het verleden aan de raketten hadden gewerkt. De verwachting is dat er vanaf dit jaar weer zo’n zestig Stinger-raketten per maand geleverd zullen worden.
Tegenvallers
Dat dit niet sneller kan, is deels het gevolg van hetzelfde probleem waar alle maakbedrijven de afgelopen jaren tegenaan liepen: tekorten aan onderdelen. In het geval van de Amerikaanse defensiebedrijven bijvoorbeeld het gebrek aan raketmotoren, raketbrandstof en arbeidskrachten. De Amerikaanse federale rekenkamer, de Government Accountability Office, schetste in 2017 al dat het aantal Amerikaanse bouwers van motoren voor raketten sinds 1995 is gedaald van zes naar slechts twee. Ook de rest van de toeleveringsketen is flink versmald, naar schattingen van de sector zelf van vijfduizend bedrijven naar duizend in een periode van twintig jaar tijd. Met de productieproblemen van de afgelopen jaren werd duidelijk wat daarvan de gevolgen kunnen zijn.
De geavanceerde wapensystemen waar Raytheon zich vóór de uitbraak van het Oekraïne-conflict op concentreerde, hebben ook zo hun nadelen: hoe geavanceerder, hoe groter de kans op tegenvallers. Dat is iets wat Nederland tijdens de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter maar al te goed heeft geleerd. RTX betaalde onlangs 500 miljoen dollar omdat Raytheon een contract met een buitenlandse overheid niet kon voldoen. Ook schikte het voor bijna 1 miljard dollar met de Amerikaanse overheid wegens fraude en omkoping. “Raytheon zou zomaar eens meer lijken in de kast kunnen hebben”, zo waarschuwt analist Nicolas Owens van Morningstar. “Er zijn onderpresterende contracten die in de jaren 10 zijn getekend en die eind 2024 en begin 2025 testmijlpalen moeten halen.”
Dit artikel is verschenen in Effect 2, 2025
Over de auteur:
Lennart Zandbergen is correspondent voor het FD in de VS. Vanuit New York schrijft hij ook voor de VEB over financieel-economische actualiteiten in de Verenigde Staten.
VEB-lidmaatschap |
---|
Nog geen VEB-account? |
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen. Indien u lid bent, maar nog geen account heeft kunt u ook klikken op ‘inloggen’ en daarna een account aanmaken. |
|
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap |