Te complex voor de Belastingdienst, teveel gevraagd van beleggers. Dat is het snoeiharde oordeel van de Raad van State over de Box 3-wet die de regering over enkele jaren wil invoeren. Voorlopig zullen beleggers zelf met bewijs moeten komen als ze denken meer Box 3-belasting te hebben betaald dan nodig. En dat is al complex genoeg.
Er is deze week een nieuwe acte toegevoegd aan het langlopende treurspel rond de Box 3-belasting. De Raad van State, een belangrijke adviseur van de regering, heeft forse kritiek op een wetsvoorstel van het kabinet over belasting op vermogen, de zogenoemde Box 3-belasting.
Een nieuwe wet was nodig nadat de Hoge Raad eind 2021 oordeelde dat de gebruikte methodiek om mensen met spaar- en beleggingsgeld te belasten onwettig was.
Het toenmalige kabinet ging aan de slag om een systeem op te tuigen, waarin iedere belastingplichtige belasting betaalde over werkelijk (op papier) behaalde opbrengsten uit sparen en beleggen en niet – zoals lang gebruikelijk – op basis van een voor iedereen gelijk denkbeeldig rendementspercentage (een forfait).
Het uitvoeren van zo’n wettelijke regeling vraagt jaren aan voorbereiding. Daarvoor zijn grootschalige veranderingen nodig in de systemen van de toch al overbelaste Belastingdienst. Er was al langer twijfel of de fiscus dit op afzienbare termijn voor elkaar kan krijgen. De ingangsdatum van de nieuwe wet is al uitgesteld tot 2027 en verdere vertraging is waarschijnlijk.
Maar als het advies van de Raad van State wordt gevolgd komt die nieuwe wet er helemaal niet. De Raad vreest ‘slechtere dienstverlening’ van de fiscus bij dit ‘veel complexer’ systeem. Van belastingplichtigen -vooral van beleggers - wordt onevenredig veel inspanning gevraagd bij het invullen van hun aangifte. Zij zullen moeten opgeven wat het werkelijke rendement van hun beleggingen is en daarbij ook rekening moeten houden met de talloze veranderingen in hun portefeuille door aan- en verkoop van beleggingen, stortingen en onttrekkingen.
Eerlijke aanslag
Het oordeel van de Raad van State mag gaan over een wet die pas over een paar jaar zou gaan gelden. Toch heeft kritiek ook impact op het huidige systeem van Box 3-belasting en zelfs die van de voorbije paar jaren.
Nadat de Hoge Raad in december 2021 het Box 3-systeem afkeurde, kwam het kabinet met een tijdelijke regeling van Box 3-heffing, waarin spaarders veel minder belast werden en beleggers nog steeds werden aangeslagen op basis van een forfait.
Afgelopen juni heeft de Hoge Raad ook een streep gezet door deze overbruggingswet. Ook beleggers mogen – met terugwerkende kracht – niet hoger worden belast dan gerechtvaardigd op basis van het behaalde rendement.
Per direct zal de fiscus dus alle nog niet definitieve aanslagen moeten aanpassen zodat alleen individueel behaald rendement wordt belast. Belastingplichtigen zullen die gegevens in detail zelf moeten aanleveren want de Belastingdienst heeft deze niet.
Die tegenbewijsregeling vraagt veel van beleggers. Toch is het van belang dat er niet teveel wordt gevraagd, waardoor ze zullen afzien van opgave van hun werkelijke rendement. Een belegger met een gemiddelde portefeuille zou dan zo maar duizenden euro’s teveel belasting betalen. De VEB is, samen met andere belangenorganisaties in overleg met de Belastingdienst en het ministerie van Financiën om deze regeling werkbaar te houden. Het oordeel van de Raad van State over de complexiteit is daarin een steun in de rug.
Op naar een nieuwe regeling
Hoewel de regering niet gebonden is om het advies van de Raad van State op te volgen, lijkt het zonneklaar dat het huidige wetvoorstel voor een nieuwe Box 3-belasting terug naar de tekentafel moet. De VEB heeft hierover recent al suggesties gedaan die een flinke verbetering kunnen betekenen in uitvoering.
Het is een verbeterde versie van een methodiek die al tot 2017 werd gehanteerd. Daarbij werd uitgegaan van 1 peildatum (1 januari) en werd uitgegaan van een forfaitair rendement van 4 procent.
Een belangrijke aanpassing, mede ingegeven door de oordelen van de Hoge Raad, is die voor situaties waarin geen rendement is behaald of het rendement zelfs negatief is. In die gevallen wordt geen belasting geheven.
Beleggers zullen het lagere dan forfaitaire rendement moeten kunnen aantonen door een eenvoudige opgave van het behaalde rendement. Zo sluit een nieuwe wet aan bij een systeem dat ook de komende jaren gebruikt gaat worden. Het biedt een redelijk perspectief op goede uitvoerbaarheid voor de fiscus en belastingplichtigen.