Het belang van goed ondernemingsbestuur is u als belegger bekend. Het helpt ervoor te zorgen dat beslissingen van het management in een breder belang worden genomen dan puur in het voordeel van insiders, zoals bestuurders. Bedrijven met sterke governance-structuren beheren risico’s beter. Ze genieten meer vertrouwen van beleggers en belanghebbenden en hebben een langere levensduur.
Ik breng dit nog maar eens onder de aandacht, omdat er ophef is over de Nederlandse Corporate Governance Code, een verzameling van principes en best practices die moet leiden tot gedegen ondernemingsbestuur en is opgesteld door constructieve samenwerking tussen beleggers, werknemers, werkgevers en de beurs.
Die code is aan een grondige opfrisbeurt toe na jaren van dynamische consolidatie vanuit de werkgevershoek. Het tegengaan van bestuurlijke zelfverrijking vereist blijvend onderhoud. Bestuurlijke weerstand om de grotere maatschappelijke risico’s effectief te beheersen, moet worden doorbroken. Invloed en zeggenschap met stakeholders gedeeld. Zo moet er meer aandacht komen voor risicobeheersing binnen ondernemingen. Daartoe hebben partijen al nieuwe afspraken gemaakt in de vorm van de ‘verklaring omtrent risicobeheersing’, die zo in de governancecode gevlochten kunnen worden.
Nieuw dieptepunt
De zogeheten relationship agreements verdienen ook aandacht. Steeds meer beursvennootschappen (Philips, NSI, ASR) maken afspraken met aandeelhouders die een substantieel belang houden (Exor, FSG, Aegon). Bijvoorbeeld over het recht om één of meer commissaris(sen) te benoemen en over vetorechten bij belangrijke besluiten. Ook worden essentiële aandeelhoudersrechten opgegeven, zoals bij NSI. Daar stemt de Singaporese First Sponsor Group bij voorbaat in met decharge (goedkeuring voor het gevoerde beleid), de jaarrekening en het nieuwe bezoldigingsbeleid.
Aan het intomen van zelfverrijking, mitigeren van risico’s en het delen van zeggenschap wordt met het maken van dit soort afspraken niet langer toegekomen. Hoe een commissaris nog in het belang van de vennootschap kan handelen, is mij een raadsel. Om over de besluitvorming op de aandeelhoudersvergadering als vrucht van onderling overleg maar niet te spreken. Goed ondernemingsbestuur is moedwillig aan de wilgen gehangen.
Ik noemde de houding van werkgevers hierboven met opzet dynamische consolidatie, een samenstelling van tegenstrijdige termen. Net zoiets als de nu in de politiek populaire strategische autonomie. Een poging tot camouflage van eigenlijke bedoelingen die vaak niet ontspruiten aan het brein van politici zelf, maar zijn ingefluisterd door een of andere economische sector- of lobbyorganisatie waaraan de politieke carrière schatplichtig is.
Dynamische consolidatie was ook de titel van de Europese strategie op het terrein van financiële diensten en markten voor de periode 2005-2010. Het enige dynamische dat kon worden verbonden aan de oproep tot protectionisme, was de wanordelijke financiële crisis die drie jaar later volgde. De nieuwe politieke wind aan het Europese front bleek een proefballon vol licht ontvlambare ideologische lucht.
Consolidatie van de financiële sector was destijds juist niet wenselijk. Nodige regels werden niet doorgevoerd en het in- en externe toezicht niet versterkt. Spaarders en beleggers waren overgeleverd aan waardeloze producten, zelfingenomen bankiers lieten de financiële wereld op zijn grondvesten schudden en aan een meer kritische toetsing kwamen toezichthouders en accountants niet toe.
Tegendruk
Aan creatieve uitholling van werknemers- en aandeelhoudersrechten nimmer een gebrek. Het tekort aan fundering binnen toonaangevende sectoren doet de economie vroeg of laat wankelen en vormt een belangrijke bron voor wantrouwen waar we maatschappelijk de wrange vruchten van plukken. Het Centraal Planbureau en het IMF benadrukten in oktober dat protectionisme onze welvaart aanzienlijk schaadt.
En juist op dat moment trekt vakbond FNV zich terug als partij bij de vormgeving van goed ondernemingsbestuur in Nederland. Het zou alle betrokkenen sieren opnieuw rond de tafel te gaan. De kritiek van FNV is terecht. Maar willen we dynamische en strategische vooruitgang op het gebied van Nederlandse corporate governance, dan past het om twintig jaar samenwerking te belonen met depolarisatie. Wilgen moeten nu eenmaal periodiek geknot.
Gerben Everts is directeur van de VEB