VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Duitsland heeft een keur aan beursgenoteerde bedrijven voortgebracht, maar bedrijven uit het voormalige Oost-Duitsland zitten daar vrijwel niet tussen. De DDR was bepaald geen warm voorstander van vrij ondernemerschap, investeren en beleggen. Toch zijn er aan de Duitse beurs twee bedrijven met een deel van hun roots in Oost-Duitsland.

Aandelen waren het werk van de duivel en de belichaming van het kapitalisme. In de Deutsche Demokratische Republik (DDR), het voormalige Oost-Duitsland, waren bedrijfsinvesteringen dus een absoluut taboe en ook andere beleggingsvormen kende de DDR niet. De burgers van de arbeiders- en boerenstaat kwamen voor hun vermogensopbouw niet verder dan spaarrekeningen en investeringen in kapitaal- en consumptiegoederen. Voor velen bleek – na een wachttijd van vele jaren – de aanschaf van een bescheiden eigen woning of een Trabant het hoogst haalbare.

Vanaf 1971 hanteerden de kredietinstellingen in de DDR op spaardeposito’s een (nooit gewijzigde) standaardrente van 3,25 procent. Omdat de consumptiemogelijkheden zeer beperkt waren, hadden Oost-Duitse burgers relatief grote spaarposities. Daarnaast was er een levendige deviezenhandel in de West-Duitse D-mark. Tot midden jaren zeventig kon daarmee nog in de DDR worden betaald. Daarna kon deze enkel worden verzilverd bij de Oost-Duitse Staatsbank.

Veertig jaar planeconomie
De val van de Berlijnse muur op 9 november 1989 bezegelde de ondergang van de DDR. Het leidde een jaar later met de staatsrechtelijke Beitritt tot de hereniging van de voormalige DDR met de Bondsrepubliek. Op 3 oktober 1990 verwelkomden 62 miljoen West-Duitsers ruim 16 miljoen nieuwe (en tegelijkertijd oude bekende) Oost-Duitse burgers. Aan deze gebeurtenis, nooit eerder in de wereldgeschiedenis vertoond, hing wel een stevig prijskaartje. De Bondsrepubliek erfde met de DDR een economie die in het kapitalistische westen nauwelijks kon overleven. Veertig jaar socialistische planeconomie had een einde gemaakt aan de vrije markt, de cultuur van investeren en beleggen en aan het onafhankelijke ondernemerschap. Alle financiële instellingen waren staatseigendom en zelfstandig ondernemerschap was onwenselijk. Naast herstelbetalingen aan de voormalige Sovjet-Unie diende de voormalige DDR te worden geïntegreerd in de West-Duitse economie en gereed te worden gemaakt voor de 21e eeuw naar westers model. De infrastructuur, de (her)inrichting van overheidsdiensten, sociale uitkeringen, reorganisaties en tal van andere publieke taken in de DDR dienden te worden hersteld en kostten een vermogen. Het Leibniz Instituut voor Economisch Onderzoek in Halle schat de totale netto transferkosten van de Bondsrepubliek aan de voormalige DDR op een kleine 2 biljoen euro (2.000 miljard). Bij dergelijke bedragen is het niet verwonderlijk dat – ruim 33 jaar na de hereniging – West-Duitse belastingplichtigen nog altijd een solidariteitstoeslag van 5,5 procent op hun inkomsten- en vennootschapsbelasting betalen ter financiering van de gewenste eenheid.

Volkseigener Betriebe en Treuhand
Na de hereniging dienden de relevante en levensvatbare delen van de voormalige DDR-economie te worden geprivatiseerd. Aanvankelijk bestond de gedachte dat iedere Oost-Duitser daarvan zou profiteren door de verwerving van aandelen in de voormalige staatsbedrijven. Maar in de praktijk pakte dit heel anders uit. De Oost-Duitse economie bleek nagenoeg failliet. De aan de voormalige DDR-staat toebehorende Volkseigene Betriebe (VEB) werden door een daarvoor speciaal opgerichte trust (Treuhand) geprivatiseerd. De Treuhand verkocht 10.000 grote ondernemingen, 25.000 kleine ondernemingen en 50.000 stukken onroerend goed. Bij sluiting van de Treuhand in 1994 leverde dat een zure eindstand op van het verlies van 3 miljoen arbeidsplaatsen en een restschuld van 264 miljard D-mark.

Maar de geschiedenis van de Treuhand is vooral een verhaal van een gigantische herverdeling: 85 procent van het voormalige publieke bezit werd overgedragen aan West-Duitsers, 10 procent aan internationale investeerders en een kleine 5 procent aan Oost-Duitsers. Een herverdeling zoals die in de geschiedenis vrijwel nooit is voorgekomen. Een grap uit de voormalige DDR luidde destijds: “De gebeurtenissen van 1989 waren eigenlijk een revolutie! – Waarom? – Welnu, Karl Marx schreef dat een revolutie tot een volledige omwenteling van de eigendomsverhoudingen leidt.”

Jenoptik en Carl Zeiss Meditec
Slechts weinig voormalige DDR-ondernemingen behielden hun zelfstandigheid en een beursnotering lag al helemaal niet in het verschiet. Voor één onderneming was dat anders.

In 1846 opende de uit Weimar afkomstige Carl Zeiss een fijnmechanisch-optische werkplaats in Jena. Met zijn eerste leerling August Löber ontwikkelde en produceerde hij een jaar later de eerste Carl Zeiss-microscopen. Vanaf toen ging het bergopwaarts. Bij zijn dood in 1888 liet Carl Zeiss een succesvolle onderneming na met 327 werknemers.

Het eigendom daarvan werd ondergebracht bij de Carl-Zeiss-stichting, die sindsdien de ontwikkeling van de fijntechnische industrie en wetenschappelijk onderzoek ondersteunt. De stichting houdt tevens alle aandelen in Schott AG, de glasproducent die voortkwam uit de lenstechnieken van Carl Zeiss, eveneens in Jena.

Met het ontstaan van de DDR werd de stichting in 1948 onteigend. Het in de DDR resterende ondernemingsvermogen kwam in handen van de Oost-Duitse staat. De stichting moest tot 1992 wachten alvorens zij de aandelen weer in eigendom ontving. Per boekjaar 2022/2023 beheert de stichting een vermogen van ruim 1,2 miljard euro.

Splitsing
De Tweede Wereldoorlog maakte een abrupt einde aan het succesverhaal uit het oosten van Duitsland. Jena werd aan het einde van de oorlog bezet door de Amerikanen. Toen die vernamen dat de stad in de Sovjet-zone zou komen te liggen, haalden ze de Carl Zeiss-onderneming leeg en voerden een deel van de bezittingen en tientallen werknemers mee naar de latere West-Duitse deelstaat Baden-Württemberg.

Daar werd in Oberkochen het nieuwe Opton Optische Werke Oberkochen GmbH opgericht, dat later ook de naam Carl Zeiss aannam. Voor glasproducent Schott speelde een identiek scenario: na de oorlog werd de productie in het West-Duitse Mainz hervat. De restanten van beide ondernemingen in Jena werden als Volkseigene Betriebe onderdeel van de DDR-staatsindustrie.

Daar waar – kort gezegd – het DDR-bedrijf van Carl Zeiss vooral sterk bleef in analoge lenstechnieken, verliep de ontwikkeling van het West-Duitse Carl Zeiss naar digitalisering voorspoediger. De ondernemingen waren ten tijde van de Koude Oorlog ook concurrenten. Waar de West-Duitse onderneming toeleverancier was van het Amerikaanse NASA-programma, leverde de Oost-Duitse onderneming camera’s en objectieven aan het Sojoez-ruimteprogramma van de Sovjet-Unie.

Na de Duitse hereniging lukte het in 1992 na lange onderhandelingen en herstructureringen om de beide bedrijven weer onder één bestuur te brengen en de aandelen over te dragen aan de Carl-Zeiss-stichting. De jaren die daarop volgden, kenmerkten zich door recessie en zware reorganisaties die de onderneming deden wankelen. Het Oost-Duitse deel van Carl Zeiss, dat actief is in micro-optische systemen (benodigd in digitale laser- en lichttechniek), werd in 1998 als Jenoptik AG naar de beurs gebracht. Ook glasproducent Schott AG wist in de jaren 90 de Oost-Duitse activiteiten te kopen en deze te integreren in de onderneming.

Beleggen
Jenoptik is met een omzet van ruim 1 miljard euro en ruim 4.500 werknemers actief in meer dan 80 landen. De koersontwikkeling op de beurs is weliswaar niet spectaculair maar het aandeel levert een stabiel groeiend dividend (2023: 0,35 euro).

Hoewel in Carl Zeiss AG niet kan worden belegd, is dat wel mogelijk bij één dochteronderneming. De hoogtechnologische medische dochteronderneming Carl Zeiss Meditec AG is genoteerd aan de Xetra te Frankfurt. Het bedrijf produceert lenstechnologie voor medische apparatuur. Circa 59 procent van het kapitaal wordt gehouden door Carl Zeiss AG. De overige aandelen worden vrij verhandeld. Met een marktkapitalisatie van ruim 8,6 miljard euro is de koersontwikkeling sinds 2019 licht negatief, maar het dividend steeg de afgelopen twee jaar met 22 procent naar 1,10 euro (boekjaar 2022/2023).

ASML
Vermeldenswaardig voor de Carl Zeiss-groep is nog de (niet-beursgenoteerde) dochter Carl Zeiss SMT (Semiconductor Manufacturing Technology) GmbH. Het Nederlandse ASML kocht in 2016 voor 1 miljard euro een minderheidsbelang van 24,9 procent in deze onderneming. De chipmachinefabrikant en Carl Zeiss AG hebben al dertig jaar een zakelijke relatie, waarbij Carl Zeiss lenzen levert voor de huidige generatie chipmachines en spiegels voor de nieuwste extreem ultraviolet (EUV)-machines. ASML steunt voorts met vele honderden miljoenen euro’s het onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma bij deze onderneming. Carl Zeiss SMT zal met deze financiering de scherptediepte van de spiegelset voor EUV-machines verbeteren, waardoor chips kleiner dan 3 nanometer mogelijk worden.

Wieder zusammen
Ondernemingen kunnen ongewild een speelbal worden van historische en politieke ontwikkelingen. Carl Zeiss had nooit kunnen bevroeden dat zijn bedrijven door het noodlot uiteen zouden worden gescheurd en waarschijnlijk nog minder dat ze ook weer zouden worden herenigd. Daaruit is hoop te putten. Om de woorden van voormalig bondskanselier Willy Brandt te gebruiken: “Es wächst wieder zusammen, was zusammengehört.”

Dit artikel is verschenen in Effect 5, juni 2024. 
Auteur: Paul Coenen

 


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap