Voetbalclubs en de beurs: het blijkt een lastige combinatie. Sportieve en financiële succesjaren gaan snel over in een vaak langdurige periode van teleurstellende prestaties. In de opportunistische wereld van het voetbal geven bestuurders van clubs liever geld uit aan miljoenentransfers dan dat zij de financiële gezondheid van het voetbalbedrijf op lange termijn bewaken.
Fotografie: Olaf Kraak. Bron: ANP.
Nog maar drie jaar geleden werd Ajax door voetbalminnend Nederland onaantastbaar gewaand. Met oogstrelend voetbal, hoge transferinkomsten en historisch ongeëvenaarde recettes uit Europese wedstrijden leek Nederland te klein. De club was in meerdere opzichten – het spel, de clubkas en het perspectief – het niveau van PSV en Feyenoord ver ontstegen. Tot in lengte van jaren zou Ajax in de Nederlandse competitie alleenheerser zijn en zich structureel nestelen tussen de zestien beste clubs van Europa. Zo was de verwachting.
De weelde bleek echter lastig te dragen; de euforie is omgeslagen in een crisis van formaat. Die is ook zichtbaar in de beurskoers. Beleggers die intekenden bij de beursgang van Ajax in 1998 kijken aan tegen een negatief rendement (inclusief dividend) van maar liefst 20 procent. Ajax is in dat opzicht lang niet het enige slecht renderende voetbalaandeel. Ook in andere landen hebben beleggers in vooraanstaande clubs als Borussia Dortmund en het Italiaanse Lazio en Juventus flinke koersverliezen moeten slikken.
Incidenteel
De aandelen van Europese clubs met een beursnotering pieken hooguit incidenteel. Deze koerssprongen worden dan vaak veroorzaakt door een plotselinge meevaller. Denk aan een aankoop van een sterspeler zoals Cristiano Ronaldo bij Juventus, een overnamebod zoals bij het Portugese Sporting Braga, Olympique Lyon en Manchester United of een naderend – bijna – kampioenschap zoals van Borussia Dortmund het afgelopen voetbalseizoen.
Ondanks de grillige resultaten is wel de trend waarneembaar dat beursgenoteerde voetbalclubs gestaag meer inkomsten halen uit kaartverkoop, tv-gelden en merchandising. Daar staat dan vaak tegenover dat de kosten ook stijgen, vooral gedreven door hogere salarissen, wedstrijdpremies en afschrijvingen op spelers die voor veel geld zijn gekocht. Doordat de sportieve resultaten geen bestendige lijn vertonen en uitgaven moeilijk onder controle zijn te houden, is het voor voetbalclubs tot nu toe nauwelijks mogelijk gebleken waarde te creëren voor aandeelhouders. Een blik op de beursgenoteerde Europese voetbalclubs.
1. Welke voetbalclubs hebben een beursnotering en hoe presteren zij?
Ten tijde van de internetzeepbel in de jaren 2000 kon het niet op. In deze periode werd de lucratieve Champions League uitgebreid zodat toplanden als Spanje, Engeland, Duitsland en Italië meerdere clubs konden inschrijven.
Vooral de Italiaanse grootmachten (Juventus, Inter en Lazio) en Real Madrid zetten in die periode aan de lopende band transferrecords neer. Tegelijkertijd leverde de beursgang van een voetbalclub honderden miljoenen (of miljarden) euro’s op.
Voetbalbedrijven die de afgelopen dertig jaar naar de beurs gingen, hebben rake klappen gehad. De aandelen van Lazio, FC Porto en Olympique Lyon zijn het hardst onderuitgegaan. Maar ook beleggers in Borussia Dortmund en dus Ajax kijken tegen verliezen aan. Het is een veeg teken dat de Stoxx Europe Football-index, een mandje voetbalaandelen, in 2020 werd opgedoekt.
Toch zijn er enkele uitzonderingen. Vooral de Portugese clubs laten zien hoe het moet: buy low, sell high. Het Portugese Benfica is (vanaf 2013) het meest aansprekende voorbeeld. Een combinatie van goede scouting in vooral landen in Zuid-Amerika met een toonaangevende jeugdopleiding als fundament heeft de club al diverse recordtransfers opgeleverd. Spelers zijn handelswaar en leverden Benfica afgelopen jaren een transferwinst van zo’n 400 miljoen euro op. En dat op een huidige beurswaarde van zo’n 80 miljoen euro.
Benfica koppelde financiële prestaties aan sportieve successen. De Portugezen werden in de laatste tien jaar liefst zes keer landskampioen. De club doet hierdoor bijna structureel mee in de Champions League.
Een opvallende naam is die van het eveneens Portugese – redelijk nietige – Sporting Braga. Die club is in de Portugese competitie nooit hoger geëindigd dan de tweede plek. Toch pakten aandeelhouders vorig jaar wel de hoofdprijs. Een Qatarese investeerder kocht 20 procent van de aandelen en de koers ging vier keer over de kop.
Van de elf Europese clubs is Sporting Braga de enige die het sinds de beursgang beter deed dan de brede Stoxx Europe 600-index (zie kolom verschil in de tabel). Bij de andere tien clubs bleven rendementen (ver) achter bij die brede index.
De conclusie mag helder zijn: voetbalclubs zijn als belegging nauwelijks serieus te nemen.
Wat zijn de inkomstenbronnen?
De tijd dat toegangskaartjes, bier en snacks het gros van de omzet genereerden, ligt ver achter ons. Vooral in de Engelse Premier League hebben clubs de afgelopen jaren geprofiteerd van almaar stijgende televisiegelden. Alleen al voor de tv-rechten krijgen Engelse clubs gemiddeld 100 miljoen euro per seizoen overgemaakt.
In het geval van het beursgenoteerde Manchester United ging het vorig jaar om 215 miljoen Britse pond (omgerekend circa 250 miljoen euro). Voor het perspectief: dat is meer dan de jaarbegroting van Ajax van circa 200 miljoen euro. Borussia Dortmund is al jaren geen kampioen geworden, maar mocht in boekjaar 2021/2022 wel 145 miljoen euro aan televisiegelden bijschrijven. Bij Ajax lag dat bedrag voor het afgelopen seizoen voor de Eredivisie op een schamele 10 miljoen euro.
Ook wat betreft sponsoring loopt Ajax achter. Manchester United heeft een wereldwijde uitstraling en weet hier flink op te cashen. Op de website van de Engelsen prijkt een bonte verzameling van bedrijven, die grof geld betalen om met de Red Devils geassocieerd te mogen worden.
Verder wordt de Champions League steeds lucratiever. In het seizoen 2017/2018 mochten de deelnemers 1,3 miljard euro verdelen. Het afgelopen seizoen was dat bedrag al opgelopen naar meer dan twee miljard euro. Vanaf 2024 wordt het deelnemersveld bovendien uitgebreid. Meer wedstrijden betekent meer inkomsten en dus ook meer geld dat onder clubs verdeeld gaat worden. Voor ploegen die zich consequent weten te kwalificeren voor de Champions League is een stabiele inkomstenstroom gegarandeerd.
Behalve tv-gelden, sponsorschappen en startpremies halen clubs ook veel geld binnen met premies uit Europese wedstrijden, merchandising (verkoop van shirtjes) en seizoenkaarten.
2. Hebben aandeelhouders iets te zeggen?
Veel beursgenoteerde voetbalclubs hebben een grootaandeelhouder die de touwtjes strak in handen heeft. Minderheidsaandeelhouders zijn dan ook vaak overgeleverd aan de wensen van die machtige speler. Zo hebben Manchester United, met de Glazer-familie die een meerderheid van de aandelen bezit, en Juventus – waar Exor 64 procent van de aandelen houdt – een controlerend aandeelhouder. Net als Ajax overigens, waar de Vereniging Ajax al sinds de beursgang 73 procent van de aandelen heeft.
De koers van Olympique Lyon nam onlangs een duikvlucht nadat een partij die 87 procent van de aandelen had, aankondigde niet geïnteresseerd te zijn in het verkrijgen van de resterende stukken. Duitse clubs kennen een wat andere eigendomsstructuur. Daar is vastgelegd dat de leden van de club minimaal een meerderheid van de aandelen moeten bezitten, de 50 plus 1 regel. Dit zorgt ervoor dat overnames door een andere (buitenlandse) partij niet mogelijk zijn. Bij Borussia Dortmund heeft de grootste aandeelhouder bijvoorbeeld iets meer dan 8 procent van de aandelen.
3. Is er voldoende liquiditeit in het aandeel en wat is het dividendbeleid?
Particulieren die een stukje van een voetbalclub willen bemachtigen, kunnen dat doen door via de beurs aandelen te kopen. Dat klinkt logisch en eenvoudig, maar de praktijk kan weerbarstiger zijn. Er moet dan namelijk wel handel zijn.
In het aandeel Sporting Braga wordt soms weken niet gehandeld en het kan zomaar voorkomen dat er slechts een handjevol orders in het boek ligt. Beursgenoteerde voetbalclubs als Ajax, Benfica en Celtic hebben op een gemiddelde beursdag een handelsvolume van slechts enkele duizenden euro’s. Dat betekent dat het knap lastig is aandelen te kopen of te verkopen.
Dan het dividend. De harde kern Ajax-supporters zul je vermoedelijk nooit “gelukkig hebben we het dividend nog” horen scanderen in de Johan Cruijff Arena. Dividenduitkeringen van Ajax komen net zo sporadisch voor als landskampioenschappen van Feyenoord.
Over het net afgesloten boekjaar, dat eindigde op 30 juni, heeft Ajax een dividenduitkering van 9 cent per aandeel aangekondigd. Dat is pas de vierde keer in 25 jaar tijd dat aandeelhouders van de Amsterdamse club dividend mogen bijschrijven.
Het dividendbeleid van Ajax wijkt niet veel af van andere beursgenoteerde voetbalclubs. Van de elf eerdergenoemde Europese clubs keerden er slechts vijf ooit dividend uit. En als aandeelhouders iets ontvingen, stelde dit vaak weinig voor. In 2002 ging het bij Juve bijvoorbeeld om nog geen eurocent dividend per aandeel.
Manchester United vormt een uitzondering. Een aantal jaren keerde de club 18 cent dividend per aandeel uit, een dividendrendement van zo’n 1 procent. De reden dat dividenduitkeringen inmiddels zijn stopgezet, is veelzeggend. De grootaandeelhouder – de Amerikaanse familie Glazer – kreeg jarenlang het verwijt dat ze te veel profiteerde en te weinig investeerde in de club. In afwachting van een overname – en onder druk van supporters – is daarom afgezien van dividenduitkeringen.
4. Hoe ziet de balans eruit?
Op de balans van voetbalclubs prijkt een grote post immateriële vaste activa. Dit zijn de transfervergoedingen die de club voor spelers heeft betaald. Deze bedragen worden op de balans geactiveerd en over de looptijd van een contract lineair afgeschreven. Naast spelerssalarissen vormen deze afschrijvingen de grootste kostenpost.
Opvallend is de stijging van de vergoedingssommen op de balans van Ajax. Die post steeg in de laatste tien jaar van slechts 16 miljoen euro naar 161 miljoen euro. Dat komt dus door spelers die Ajax heeft gekocht. Voetballers uit de 'eigen kweek' staan voor een verwaarloosbaar bedrag op de bedrijfsbalans. Hun boekwaarde bestaat hooguit uit betaald tekengeld op het moment dat ze een nieuw contract tekenen.
Omdat hun balanswaarde zeer beperkt is, ligt hun marktwaarde – per definitie – hoger dan die boekwaarde. Voor de huidige selectie, die grotendeels bij elkaar is gekocht en maar weinig eigen jeugd herbergt, is het dus maar de vraag of die ooit 161 miljoen euro zal opbrengen (het bedrag dat ooit werd betaald en na afschrijvingen in de boeken staat).
Als Ajax een speler verkoopt voor minder dan de waarde waartegen hij op de balans staat, dan moet de club ook nog een verkoopverlies boeken. Zo vertaalt een (te) duur ingekochte selectie zich in pijnlijke financiële cijfers. De Amsterdammers moeten hopen dat de spelers hun prijs uiteindelijk waard zijn.
Niet structureel
De slotsom is dat voor voetbalclubs nauwelijks een zinnige langetermijnprognose te maken is. Ajax leek tot voor kort een goede basis voor blijvend succes te hebben gecreëerd, mede mogelijk gemaakt door enkele miljoenentransfers. Maar dat zal niet structureel lukken. Een dergelijke inkomstenstroom is uiterst onzeker, terwijl aan de andere kant het risico op miskopen niet te onderschatten is. De huidige crisis laat zien hoe snel de situatie kan omslaan. Daardoor vertoont de beurskoers een grillig verloop en delen aandeelhouders in goede tijden niet mee in het succes, maar vangen ze in mindere tijden wel de harde klappen op.
VEB-lidmaatschap |
---|
Nog geen VEB-account? |
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen. Indien u lid bent, maar nog geen account heeft kunt u ook klikken op ‘inloggen’ en daarna een account aanmaken. |
|
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap |