Aandelen- en obligatiekoersen stijgen vooral op de verwachting dat de Fed het monetaire beleid zeer ruim zal houden of nog ruimer zal maken. De Fed kan dat doen omdat de inflatie te laag is. Een wijziging van de monetaire koers is pas te verwachten als de inflatie langdurig minstens 2 procent per jaar is.
Aandelen- en obligatiekoersen stijgen vooral op de verwachting dat de Fed het monetaire beleid zeer ruim zal houden of nog ruimer zal maken. De Fed kan dat doen omdat de inflatie te laag is. Een wijziging van de monetaire koers is pas te verwachten als de inflatie langdurig minstens 2 procent per jaar is.
Onlangs is de inflatie in de VS gestegen naar 2,6 procent op jaarbasis. Toch ligt de Federal Reserve daar niet wakker van. De stijging is namelijk vooral te danken aan een statistisch effect. De prijzen van nu worden vergeleken met de prijzen een jaar geleden. Toen in het voorjaar van vorig jaar de coronacrisis losbarstte, kwamen de prijzen naar beneden. Elke vergelijking tussen nu en toen levert dus een behoorlijke stijging op. De conclusie die echter voor de hand ligt, is dat de aandelenmarkten niet hoeven te vrezen dat dé motor die de koersen al geruime tijd omhoog duwt, zonder brandstof zal komen te staan.
De Fed heeft gelijk dat het genoemde statistische effect weg zal ebben. Dat is geen kwestie van het eens of oneens zijn met de bank, het is een wiskundige waarheid. Grote kans dat dit ook voor een ander effect zal gelden, namelijk de gestegen olieprijs. Die is opgelopen van circa 10 dollar per vat een jaar geleden naar tussen 60 en 70 dollar nu. Nogal wiedes dat daaruit flink wat opwaarts effect op de jaarlijkse inflatie komt. Wil uit die hoek de komende kwartalen hetzelfde sterke effect komen, dan moet de olieprijs doorstijgen naar 120 dollar en meer. Niemand die dat verwacht. Dat de inflatie de afgelopen maanden is opgelopen en de komende maanden zal blijven stijgen, is zo bezien inderdaad geen reden voor zorg.
Coronarecessie
Tel bij het bovenstaande dat het economisch herstel na de coronarecessie nog goed van de grond moet komen en dat dit vanaf de zomer waarschijnlijk gaat gebeuren, dat de overheden, net als de centrale banken, onverminderd de economie blijven steunen en dat door de lage rentes beleggers geen alternatief hebben voor aandelen, en het is niet al te moeilijk zonnige maanden op de aandelenbeurzen te verwachten.
Er schuilt wel een gevaar in het bovenstaande, en dat is dat de markten en beleidsmakers er mogelijk te sterk van overtuigd zijn dat de inflatie geen probleem zal worden. Niet in 2021, maar bijvoorbeeld in 2022.
We zijn gewend naar cijfers zoals het inflatiecijfer te kijken op jaarbasis. Normaliter is daar niets mis mee, maar tegenwoordig vertroebelt dat het zicht op de werkelijkheid. Voorlopig moeten we oppassen met stevige conclusies verbinden aan vergelijkingen met een jaar geleden, omdat een jaar geleden heel veel zaken abnormaal waren en gedrag lieten zien dat eens per eeuw voorkomt.
Geluk bij een ongeluk is dat er wel een manier is het zicht voor onszelf te verbeteren, en dat is door naar de verandering van prijzen op maandbasis en naar de economische groei op kwartaalbasis te kijken. Dus niet naar de prijzen uit maart 2021 vergeleken met die in maart 2020 maar vergeleken met die in februari 2021. En met betrekking tot de economische groei, niet zozeer kijken naar de groei in een kwartaal van dit jaar ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2020, maar tegenover een kwartaal eerder. Het recente groeicijfer uit China over het eerste kwartaal van dit jaar, is een prima voorbeeld. Vergeleken met een jaar eerder dikte de economie met 18,3 procent aan. Prima cijfer, totdat we gaan kijken naar de groei ten opzichte van een kwartaal eerder. Dan blijkt dat er sprake is van een lichte krimp!
Maandcijfers
Terug naar de inflatie. Het sterke statistische effect speelt dus níet bij de maandcijfers. Het zijn de maandcijfers dan ook die kunnen helpen in te schatten hoe de inflatie er onderliggend uitziet en een inschatting te maken over die belangrijke kwestie, namelijk of de recente stijging structurele trekjes vertoont. Als dat het geval is, dan zou de geldontwaarding in 2022 wel eens hoger kunnen zijn dan de centrale banken nu verwachten. Dat op zijn beurt kan te zijner tijd de Fed ertoe dwingen te gaan praten over een exit uit het zeer ruime monetair beleid op het moment. Op de financiële markten zou dat leiden tot onzekerheid over het beleid van de centrale banken en speculatie op een minder ruim monetair beleid volgend jaar, iets wat de aandelenkoersen onder druk zou zetten.
In maart zijn de prijzen in de VS met 0,6 procent gestegen vergeleken met februari. Dat lijkt niet veel, maar het is wel de sterkste stijging op maandbasis sinds augustus 2012. Met het heropenen van de economie neemt de kans ook toe dat winkeliers hun prijzen zullen verhogen. Enerzijds om de geleden schade deels te compenseren, en anderzijds omdat zij zelf te maken hebben met hogere kosten, zoals uit de stijging van de producentenprijsindex blijkt. De producentenprijsindex (ppi) steeg in maart met 4,2 procent (op jaarbasis), de sterkste toename sinds september 2011. Ervaring leert dat er een vertraging zit tussen de stijging van de ppi en consumenteninflatie.
De jaarlijkse inflatiecijfers zullen de komende maanden aanmerkelijk hoger zijn dan wat we gewend waren in de afgelopen jaren, dat is zeker. Bij elke publicatie over inflatiecijfers zal de aandacht vooral uitgaan naar de maandelijkse ontwikkeling. Niet dat de Fed een ander geluid zal laten klinken over het toekomstige monetaire beleid, ook als die maandcijfers hoog blijven. Het feest op de aandelenmarkten lijkt dan ook voorlopig door te gaan, met nieuwe records in het verschiet. Maar als die maandelijkse cijfers bijvoorbeeld tot in de herfst hoog blijven, dan zou het me niet verbazen als richting het einde van het jaar op de financiële markten enige speculatie ontstaat over de vraag of de Fed de uitgestippelde monetaire koers (kort samengevat: nog jarenlang officiële rente op 0 procent houden) wel vast kan houden. Die speculatie zou dan de aandelenkoersen tegen die tijd onder neerwaartse druk kunnen zetten. Deze macro-econoom houdt de komende tijd daarom vooral de maandelijkse inflatiecijfers en de verdere ontwikkeling van de ppi-indices extra scherp in de gaten.
Edin Mujagic is macro-econoom, gespecialiseerd in het beleid van de centrale banken en hoofdeconoom van OHV Vermogensbeheer.
VEB-lidmaatschap |
---|
Nog geen VEB-account? |
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen. Indien u lid bent, maar nog geen account heeft kunt u ook klikken op ‘inloggen’ en daarna een account aanmaken. |
|
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap |