Op 17 november bracht één van de grootste aandeelhouders van Nederland een lang persbericht uit, dat begon met: "Pensioenfonds Zorg en Welzijn wil in 2025 met de pensioenbeleggingen een substantiële bijdrage leveren aan de verduurzaming van de wereld."
Op dezelfde dag bracht het Financieele Dagblad als nieuws dat het Pensioenfonds Zorg en Welzijn begin 2020 een verlies van 4 miljard euro heeft geleden bij het speculeren in de olietermijnmarkt. Een activiteit die het Pensioenfonds voor de Metaal Electro altijd al te riskant vond.
Welk van beide berichten is het meest relevant voor de deelnemers in het pensioenfonds? Dat zou een examenvraag kunnen zijn voor studenten communicatie en informatie wetenschappen. Als docent zou ik het krantenartikel als antwoord goed rekenen, hoewel het bericht van het pensioenfonds zelf verder de diepte in gaat: "Naast de nieuwe duurzaamheidsnormen zal ook één vijfde van het door PFZW beheerde pensioengeld in 2025 bijdragen aan de VN-duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s), met accent op thema’s die onze deelnemers belangrijk vinden. Bovendien brengen we de CO2-voetafdruk van de aandelenportefeuille opnieuw omlaag, nu met dertig procent." Et cetera.
Ouderwetse mensen denken dat het niet de taak van een pensioenfonds is om substantieel bij te dragen aan de verduurzaming van de wereld, maar dat een pensioenfonds op de wereld is om het afgesproken nominale pensioen veilig te stellen en een reële kans te bieden op indexatie. In dat kader bracht pensioenfonds PZFW op 9 november al het bericht uit dat de premie in 2021 verhoogd moet worden van 23,5 naar 25 procent en dat daar in 2022 nog 0,8 procentpunt bij moet.
Toezichthouder op PFZW is De Nederlandsche Bank (DNB). Tussen DNB, PFZW en zijn uitvoerder PGGM bestaan talrijke nauwe persoonlijke banden. Veel mensen zijn de laatste jaren overgestapt van de één naar de ander. Laten we het er maar op houden, dat dit de communicatie bevordert.
Dit is een column van Paul Frentrop, expert op het gebied van corporate governance.