Als de naald in een kompas staat voor welke kant de Federal Reserve op zal gaan met de rente, dan is de arbeidsmarkt het magnetische noorden. Macro-econoom Edin Mujagić kijkt waar het kompas van de Amerikaanse centrale bank nu naar wijst.
De Amerikaanse economische groei stoelt grotendeels op de binnenlandse consumptie, die op zijn beurt vooral samenhangt met de stijging van de lonen. De ontwikkeling van de lonen is ook belangrijk voor de ontwikkeling van de inflatie op middellange termijn. De Federal Reserve (Fed) gaf onlangs nog aan dat de bank de expansie aan de gang wil houden en inflatie te laag vindt.
Om een inschatting te maken over de meest waarschijnlijke koers die de Fed de komende tijd zal varen, moeten we dus in de economische theebladeren op zoek naar hints over de situatie op de arbeidsmarkt.
Het goede nieuws is dat die arbeidsmarkt prima draait. Eerder vandaag berichtte het Amerikaanse ministerie van Arbeid bijvoorbeeld dat er in januari 225.000 nieuwe banen bij zijn gekomen. Analisten hadden een toename van 164.000 verwacht. De werkloosheid is licht gestegen, van 3,5 naar 3,6 procent, maar de reden daarvoor is dat meer mensen zich gemeld hebben als werkzoekende, een goed teken. De maatstaf die de mate van de arbeidsparticipatie aangeeft, lag sinds 2012 niet zo hoog als nu.
Het slechte nieuws is dat in de theebladeren mijns inziens te zien is dat die trend dit jaar kan keren.
Het aantal vacatures is in november met 561.000 gedaald tot 6,8 miljoen. Het was de grootste daling in meer dan vier jaar tijd. De daling kan erop wijzen dat bedrijven minder snel hun personeelsbestand willen uitbreiden, wat op zijn beurt zou betekenen dat de arbeidsmarkt in de VS iets afkoelt. Het verbaast dan ook niet dat er voor het eerst in 10 jaar tijd evenveel Amerikaanse bedrijven zijn die aangeven dat de werkgelegenheid afneemt als dat er bedrijven zijn die zeggen dat deze toeneemt.
De gemiddelde werkweek bleef in januari steken op 34,3 uur. Dat is aan de lage kant en kan een voorbode zijn van een minder goed draaiende arbeidsmarkt. Als bedrijven hun omzet(vooruitzichten) zien verslechteren, gaan ze doorgaans niet meteen over tot het ontslaan van mensen. Als de omzet(verwachtingen) namelijk weer verbeteren, is het duur om personeel opnieuw aan te trekken. Vandaar dat ze vaak hun werknemers eerst iets minder lang laten werken per week en de situatie aankijken. Pas als de omzet langdurig verslechtert, volgen er ontslagen.
Er zijn naar schatting zo’n 100.000 nieuwe banen per maand nodig om de aanwas van de beroepsbevolking op te kunnen vangen en de werkloosheid dus stabiel te houden. De kans is groot dat dat de komende maanden ruimschoots zal lukken. De kans is echter ook groot dat dat niet vol te houden is.
Enerzijds omdat het simpelweg wiskundig niet kán. De vijver waar de Amerikaanse bedrijven uit vissen, is behoorlijk leeggevist. Doordat meer mensen dan voorheen zich als werkloos inschrijven, vult die vijver zich wel iets aan, maar die aanvoer is begrensd en vanuit die hoek zijn geen wonderen te verwachten.
Om aan nieuwe mensen te komen, moeten bedrijven daarom vaak óf genoegen nemen met minder c.q. niet gekwalificeerd personeel óf hogere lonen betalen om werknemers los te weken bij de concurrent.
Het laatste gebeurt niet, de loonstijging is onlangs juist gedaald. In januari stegen de lonen met 3,1 procent. Daarmee lijken de loonstijgingen definitief te vertragen. Ze wijken ook af van de loonstijgingen in het verleden. Bij aanmerkelijk hogere werkloosheid stegen de lonen toen doorgaans met 4 procent of meer.
Het eerste ligt ook niet voor de hand, omdat additionele investeringen nodig zijn in opleiding. Met de economische groei die onder druk staat en onzekerheden die niet te verwaarlozen zijn (van de Amerikaanse presidentsverkiezingen tot de handelsoorlog met China en wie weet straks ook met de EU, Trump dreigt daar al mee), kan ik me voorstellen dat veel bedrijven niet bereid zijn dat risico te nemen.
De economische groei lijkt dit jaar voelbaar lager uit te komen dan in 2019, wat betekent dat de vraag naar arbeid ook minder hard zal toenemen. De groei kan een additionele knauw krijgen als werkenden hun koopkracht minder zien toenemen. Die nam vorig jaar met rasse schreden toe doordat de loonstijging tussen 3,0 en 3,5 procent bedroeg terwijl de prijzen met tussen 1,5 en 2,0 procent stegen. Inmiddels lijken de loonstijgingen lager te worden terwijl de inflatie ruim boven de 2 procent ligt. Er is maar weinig voor nodig of de koopkracht van de werkenden gaat stagneren. Het gevaar is dan reëel dat de economische groei nog meer tegenwind krijgt.
Door dat alles zal de Fed de rente dit jaar eerder kortwieken dan te overwegen geld lenen duurder te maken.
Daar komt bij dat de Fed sinds eind 2018 weet dat rentes verhogen en aangeven daarmee door te zullen gaan, voor rode borden op de financiële markten leidt. In 2017 schreven de Fed-economen dat de financiële stabiliteit gevaar loopt als de koersen zakken. Jerome Powell, voorzitter van de Fed, zei vlak na de publicatie ervan dat “een van de belangrijkste lessen van de financiële crisis is dat de stabiliteit van het financiële systeem belangrijk is.” Ofwel: de bank gaat niets doen wat die stabiliteit in gevaar kan brengen, zéker niet met het echec van het vierde kwartaal van 2018 in het achterhoofd..
Dit is een column van Edin Mujagić, hoofdeconoom van OHV Vermogensbeheer. Mujagić deelt zijn macro-economische overpeinzingen ook regelmatig in Effect.
Heeft u nog geen abonnement op Effect? Word voor slechts 75 euro per jaar lid van de VEB, dan ontvangt u Effect iedere maand.