De inflatie in de eurozone is gestegen tot boven de 2 procent. Enkele grote eurolanden gaan hierin voorop en ook het bedrijfsleven merkt de prijsstijgingen. De ECB is nog niet onder de indruk, maar het kan bijna niet anders dan dat dit de positie van de haviken bij de centrale bank versterkt.
Ten opzichte van een jaar geleden stegen de prijzen in de eurozone in juli met 2,1 procent. Daarmee is de inflatie voor het eerst in vijf jaar weer boven de doelstelling van de ECB van net onder de 2 procent.
Het oplopen van de prijzen, het late voorjaar begonnen, is in de hele eurozone te zien. In Frankrijk stegen de prijzen in juli met 2,6 procent, in Duitsland met 2,1 procent en zelfs in Italië dat toch al jaren in de greep is van extreem lage inflatie, een respectabele 1,9 procent.
Bedrijven in al deze landen merken de oplopende prijzen ook. In het meest recente rapport met de inkoopmanagersindex voor Duitsland van Markit is te lezen dat de ‘inflationaire druk oploopt’. Dienstverleners verhoogden hun prijzen in het een-na-hoogst gemeten tempo ooit.
In Frankrijk ligt de inflatie ook ‘boven de lange termijn trend’. Hogere materiaalkosten en kosten voor transport dragen bij aan de stijging van de prijzen. Ook Italiaanse producenten verwachten oplopende kosten, aldus Markit.
Vooralsnog is het oplopen van de prijzen voor de ECB geen reden om het roer om te gooien met het monetaire beleid. Vorige week nog zei ECB-president Mario Draghi dat de stimuleringsmaatregelen nog steeds nodig zijn om de prijsstijging op de middellange termijnen te ondersteunen.
De centrale bank is van plan om eind dit jaar te stoppen met het opkoopprogramma. Draghi verwacht dat de rente daarna nog tot na de zomer van 2019 op het huidige extreem lage niveau zal blijven.
Het is echter de vraag of de ECB op een bepaald punt niet zal worden ingehaald door de werkelijkheid. De vorige keer dat de inflatie de 2 procent voorbij ging, in 2011, trapte de ECB snel op de rem met twee renteverhogingen.
De bank deed dat terwijl de Bank of England nadrukkelijk een afwachtende houding aannam en de Amerikaanse Fed nog midden in het tweede opkoopprogramma zat. Daarbij woedde de eurocrisis op dat moment ook nog eens in volle hevigheid.
De externe omstandigheden zijn op dit moment een stuk stabieler. De economie in de eurozone groeit en binnen de ECB is er al langer flinke druk om meer vaart te maken met het terugdraaien van de steunprogramma’s.
In maart zei DNB-president Klaas Knot al dat de rente wat hem betreft het eerste kwartaal van 2019 omhoog kan. Op dat moment was de inflatie in de eurozone nog ruim onder de 2 procent.
Een belangrijk argument tegen vervroegd ingrijpen is dat het vooral de energieprijzen zijn die oplopen en de relatief hoge inflatie daarmee een tijdelijk fenomeen is. Het lastige van dit argument is echter dat toen de inflatie in de eurozone scherp daalde eind 2014 dat ook kwam door de energieprijzen die zakten door de olieprijscrash. Desondanks achtte de ECB het toen nodig het opkoopprogramma flink uit te breiden.
Als de tijdelijkheid toen geen goed argument was, zal dat nu ook niet zo zijn. Het betekent dat het bij de ECB nog wel eens een hete herfst zou kunnen worden, met een verrassende uitkomst.