De rente voor tienjarige staatsleningen is in de Verenigde Staten boven de 3 procent geklommen. Tegelijkertijd is ook het verschil tussen de korte en de lange rente kleiner geworden, doordat de kortere rentes nog meer opliepen. Het leidt op de beurs tot nervositeit, maar de voorspellende waarde van stijgende rentes voor koersontwikkelingen en de ontwikkeling van de economie is beperkt.
De tienjaarsrente is vanaf het najaar van 2016 in stappen met circa 1 procentpunt gestegen. In de afgelopen maand kwam er ongeveer 0,3 procentpunt bij. Het resultaat is dat voor het eerst sinds 2014 de grens van 3 procent geslecht.
Het is daarbij ook niet alleen de tienjaarsrente die is opgelopen. De rentes op obligaties met kortere looptijden zijn in de VS harder gestegen. De tweejaarsrente kreeg er bijvoorbeeld ruim 1,5 procentpunt bij. De rentecurve is dus vlakker geworden.
Alle recente recessies in de VS werden vooraf gegaan door een omgekeerde rentecurve, waarbij de korte rente hoger is dan de lange rente. Het teruglopen van het verschil voedt daardoor de vrees voor een recessie.
Het leidt op aandelenmarkten allemaal tot onrust, in de VS maar ook in het, zeker voor het beurssentiment, sterk met Amerika verbonden Europa. Het voorlopige einde van de periode waarin Amerikaanse beurzen record op record stapelden, werd ook ingeluid door rentezorgen. Eind januari zorgde een hoger dan verwacht cijfer over de loonontwikkeling voor angst dat de Amerikaanse centrale bank zal worden gedwongen zijn rentetarieven sneller te verhogen.
Het is echter de vraag of alle angsten wel gerechtvaardigd zijn. Zo is een omgekeerde rentecurve een voorbode van een recessie, maar is het moment waarop de rentecurve ombuigt niet te voorspellen. Het kan een paar maanden duren, maar ook nog een paar jaar.
Hoe steil of vlak de rentecurve is, heeft ook maar een beperkte voorspellende waarde voor de koersen. Een analyse van beleggingsadviseur Pension Partners liet eind april bijvoorbeeld zien dat de gemiddelde rendementen bij een spread tussen één- en tienjaarsrente van 0,35 tot 0,68 procent groter zijn dan voor een spread van 0,68 tot 1,24 procent.
Omgekeerd is het ook niet gezegd dat de beurs niet onderuit kan gaan zonder omgekeerde rentecurve. In 2011 ging de S&P 500 maar liefst 21 procent omlaag zonder dat de rentecurve omgekeerd was en zonder dat er een recessie volgde.
De oplopende rente maakt dus een hoop onrust los onder beleggers. Desondanks is het maar de vraag of het allemaal veel voorspellende waarde heeft voor de beurs. Daar komt nog bij dat de tienjaarsrente in de VS ook op 3 procent in historisch perspectief nog steeds heel laag is.