VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Het Hof Amsterdam heeft zich onbevoegd verklaard om te oordelen over schade die beleggers hebben geleden door misleiding van het Britse energieconcern BP voor en na de olieramp in de Golf van Mexico in 2010.

Het Hof concludeert dat de financiële schade van de Nederlandse beleggers weliswaar in Nederland is geleden, maar dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden voorhanden zijn om de Nederlandse rechter bevoegd te achten en over de kwestie te laten oordelen.

Lees hier het arrrest van 7 november 2017.

VEB-directeur Paul Koster: “Het is voor Nederlandse en Europese beleggers van belang dat ze hun recht kunnen halen als ze gedupeerd worden door beursgenoteerde ondernemingen. De schade is door beleggers op hun Nederlandse beleggingsrekening geleden en het Nederlandse rechtssysteem is bij uitstek geschikt daarover te oordelen. Met de ontkenning van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter zullen beleggers worden ontmoedigd hun vermogen internationaal te spreiden, terwijl dit een van de basisregels van een prudente vermogensopbouw is.”

De VEB bestudeert het arrest van het Hof alvorens zij een uitspraak doet over cassatie bij de Hoge Raad.

 

Geen bevoegdheid van Nederlandse rechter?

De VEB daagde BP in april 2015 namens Nederlandse beleggers voor de rechter vanwege misleiding voor en na de olieramp in de Golf van Mexico in 2010. Dat is de enige procedure in Europa in deze zaak. In Canada en de Verenigde Staten lopen wel meerdere procedures, voor het overgrote deel namens niet-Europese BP-aandeelhouders.

Het Hof is net als de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om over deze kwestie te oordelen. Volgens het Hof is de financiële schade weliswaar in Nederland geleden maar dienen er aanvullende bijzondere omstandigheden voorhanden te zijn, voordat de Nederlandse rechter bevoegd is. Die bijzondere omstandigheden “waaruit een band met Nederland kan worden afgeleid”, zijn niet aanwezig volgens het Hof.

 

De olieramp met de Deepwater Horizon

De procedure van de VEB heeft betrekking op de misleidende uitlatingen van BP jegens haar aandeelhouders. Het gaat hierbij om stelselmatig onjuiste, onvolledige en misleidende mededelingen van BP over haar veiligheids- en onderhoudsprogramma's vóór de olieramp met de Deepwater Horizon op 20 april 2010. Daarnaast gaat de procedure over misleidende uitlatingen van BP over de omvang van de olieramp ná deze gebeurtenis. 

Na de olieramp daalde de koers van het aandeel BP met meer dan 48 procent. 

De misleidende uitlatingen na de olieramp waren aanleiding voor de Amerikaanse toezichthouder SEC om BP een boete op te leggen van 525 miljoen dollar. Dit is de op twee na hoogste boete ooit uitgedeeld door de SEC.