VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Vermogen anders belasten moet tot een rechtvaardiger systeem leiden, zo meent het kabinet. Dat geldt in ieder geval niet voor mensen die zelfstandig sparen en beleggen voor de oude dag. Zij worden onder het nieuwe regime bestraft.

Vermogen rechtvaardiger belasten. Dat is het idee van het kabinet achter de wijziging van de vermogensbelasting. Het uitgangspunt is goed, maar of het plan dat er nu ligt een grote verbetering is ten opzichte van het huidige heffing, valt sterk te betwijfelen.

Het plan in ‘t kort

Aan de jarenlange praktijk waarbij vermogen wordt belast op basis van een fictief rendement van 4 procent komt binnenkort een einde. Tot een vermogen van €100.000,- geldt een rekenrendement van 2,9 procent, tussen de 100.000,- en 1.000.000,- een rekenrendement van 4,7 procent en daarboven een rekenrendement van 5.5 procent. Over een eerste tranche aan spaar- en beleggingsgeld wordt geen belasting geheven. Die vrijstelling was €21,000,- en wordt €25.000,-. Over het rekenrendement wordt, zoals voorheen, 30 procent belasting geheven.

De gevolgen

Mensen met een vermogen tot €240.000,- zullen erop vooruit gaan. Mensen met een vermogen van €240.000,- of meer zullen echter meer vermogensbelasting gaan afdragen dan voorheen. Dit is slecht nieuws voor pensioenspaarders en –beleggers, met name voor ZZP’ers die geen gebruik kunnen maken van een collectieve pensioenregeling.  

Om op een verantwoorde manier een degelijk pensioen op te bouwen zal een groter vermogen nodig zijn dan €240.000,- . Vooral mensen die enkele jaren voor hun pensioen zitten, worden zo extra hard getroffen door de maatregel. Het kabinet lijkt, ondanks de toenemende individualisering van het Nederlandse pensioenstelsel, hier geen rekening mee te willen houden.

Onjuiste veronderstelling

Het meest ondeugdelijk aan de nieuwe vermogensheffing is de redenatie dat met hogere vermogens vanzelfsprekend hogere rendementen te behalen zijn. Dit is onjuist. Er is geen causaal verband tussen de hoogte van het vermogen enerzijds en rendement anderzijds, alleen tussen risico en rendement. Er is hooguit een lichte correlatie tussen rijkdom en rendement, zo blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB).

Rendementen (na inflatie) van 4,7 procent en 5,5 procent zijn in ieder geval niet realistisch. De VEB heeft in april van dit jaar een brief geschreven aan Staatssecretaris Wiebes over het rendement op beleggen. Onderzoek van de VEB wijst uit dat het langetermijnrendement op beleggen na inflatie, net als bij sparen, ver achterblijft bij het fictief rendement van 4 procent, laat staan bij de toekomstige rekenrendementen van 4,7 procent en 5,5 procent.

De brieven van de VEB aan Staatssecretaris Wiebes alsook zijn reactie kunt u hier lezen.

Werkelijk behaalde rendementen

De keuze van het kabinet is onbegrijpelijk. Er was sprake van brede steun binnen de samenleving voor een heffing gebaseerd op de werkelijk behaalde rendementen. Staatssecretaris Wiebes gaf echter aan dat dit niet werkbaar zou zijn. Recente uitlatingen door fiscalisten en de praktijk in landen om ons heen laten het ongelijk van die bewering zien.