Volle kassen, een lage rente en opbloeiende economie. Alle ingrediënten zijn aanwezig voor een nieuwe golf aan bedrijfsovernames. Hoe voordelig is dat voor beleggers? Vijf cruciale onderdelen om in te schatten of een overname gunstig uit kan pakken.
Internationaal onderzoek toont aan dat beleggers lang niet altijd profiteren van fusies en overnames.
Sterker, het aantal geslaagde overnames is doorgaans kleiner dan de hoeveelheid mislukte bedrijfsaankopen. Waar moeten beleggers op letten als een bedrijf een overname aankondigt? Vijf zaken om in te schatten hoe succesvol een overname zal zijn.
1. Waardering
Te veel betalen voor een overname is de makkelijkste manier voor een topman om waarde te vernietigen.
Als vuistregel kan een belegger de waardering - denk hier aan de koers-winstverhouding of de ondernemingswaarde (marktwaarde aandelen plus netto-schuld)-bedrijfsresultaat-ratio - van het over te nemen bedrijf vergelijken met de eigen waardering op de beurs.
2. Blijf bij je leest
Uit onderzoek blijkt dat diversifiërende overnames - de prooi werkt in een branche waar de overnemer niet actief is - het minste kans van slagen hebben.
In veel gevallen is het moeilijker dan gedacht om de nieuwe activiteiten onder de knie te krijgen en blijkt het moeilijk samenwerkingsvoordelen in te schatten, laat staan deze te realiseren.
Numico dat een vitamineavontuur in de Verenigde Staten begon dat faliekant mislukte valt in deze categorie. Ook Property Finance bleek voor SNS Reaal een miskleun van de eerste orde.
3. Ver van huis
Hoe verder het land waar het hoofdkantoor van de overnemende partij staat, des te geringer is de kans op waardecreatie. Het aansturen en controleren van bedrijven in buitenland vergt flinke inspanningen.
Zo liepen overnames van pakketjesbedrijf TNT Express in Brazilië uit op een fiasco. Ook de overnames in minder exotische landen hoeven niet tot waardecreatie te leiden.
De overnames van US Foodsservice en TransAmerica door Ahold en Aegon hadden een negatief rendement van respectievelijk 43,9 en 5,9 procent in de drie jaar nadat deze bekend werden gemaakt.
4. Contant of in aandelen?
Over het algemeen renderen overnames die gefinancierd worden met aandelen slechter dan die betaald worden met cash. Een ruilbod kan aantrekkelijk lijken als de koers van bieder hoog is, maar het risico bestaat dat er teveel betaald wordt.
Als de bieder met cash betaalt, is het wel zaak voor beleggers om af te vragen waar de gelden vandaan komen. Als van de bank wordt geleend, bestaat het gevaar dat de solvabiliteitspositie van het concern verslechtert.
5. Liever vriendelijk
Vijandige overnames, het bestuur en commissarissen van de prooi zien weinig brood in de samenvoeging, zijn over het algemeen risicovoller dan vriendelijke overnames.
Als er op de werkvloer weinig animo is voor een overname kan niet voor spanningen zorgen. Bovendien moet bij vijandige overnames meestal een hogere premie betaald worden.
Sterker, het aantal geslaagde overnames is doorgaans kleiner dan de hoeveelheid mislukte bedrijfsaankopen. Waar moeten beleggers op letten als een bedrijf een overname aankondigt? Vijf zaken om in te schatten hoe succesvol een overname zal zijn.
1. Waardering
Te veel betalen voor een overname is de makkelijkste manier voor een topman om waarde te vernietigen.
Als vuistregel kan een belegger de waardering - denk hier aan de koers-winstverhouding of de ondernemingswaarde (marktwaarde aandelen plus netto-schuld)-bedrijfsresultaat-ratio - van het over te nemen bedrijf vergelijken met de eigen waardering op de beurs.
2. Blijf bij je leest
Uit onderzoek blijkt dat diversifiërende overnames - de prooi werkt in een branche waar de overnemer niet actief is - het minste kans van slagen hebben.
In veel gevallen is het moeilijker dan gedacht om de nieuwe activiteiten onder de knie te krijgen en blijkt het moeilijk samenwerkingsvoordelen in te schatten, laat staan deze te realiseren.
Numico dat een vitamineavontuur in de Verenigde Staten begon dat faliekant mislukte valt in deze categorie. Ook Property Finance bleek voor SNS Reaal een miskleun van de eerste orde.
3. Ver van huis
Hoe verder het land waar het hoofdkantoor van de overnemende partij staat, des te geringer is de kans op waardecreatie. Het aansturen en controleren van bedrijven in buitenland vergt flinke inspanningen.
Zo liepen overnames van pakketjesbedrijf TNT Express in Brazilië uit op een fiasco. Ook de overnames in minder exotische landen hoeven niet tot waardecreatie te leiden.
De overnames van US Foodsservice en TransAmerica door Ahold en Aegon hadden een negatief rendement van respectievelijk 43,9 en 5,9 procent in de drie jaar nadat deze bekend werden gemaakt.
4. Contant of in aandelen?
Over het algemeen renderen overnames die gefinancierd worden met aandelen slechter dan die betaald worden met cash. Een ruilbod kan aantrekkelijk lijken als de koers van bieder hoog is, maar het risico bestaat dat er teveel betaald wordt.
Als de bieder met cash betaalt, is het wel zaak voor beleggers om af te vragen waar de gelden vandaan komen. Als van de bank wordt geleend, bestaat het gevaar dat de solvabiliteitspositie van het concern verslechtert.
5. Liever vriendelijk
Vijandige overnames, het bestuur en commissarissen van de prooi zien weinig brood in de samenvoeging, zijn over het algemeen risicovoller dan vriendelijke overnames.
Als er op de werkvloer weinig animo is voor een overname kan niet voor spanningen zorgen. Bovendien moet bij vijandige overnames meestal een hogere premie betaald worden.
Om een verband aan te tonen tussen een gebeurtenis (overname) en een effect (koersrendement) is het noodzakelijk voor zo veel mogelijk ruis te corrigeren. Dat kan zo. Stel dat Unilever vandaag een grote overname aankondigt en het aandeel 6 procent daalt, maar omdat het algehele beurssentiment negatief is, daalt de brede index ook 4 procent. Het voor marktfluctuaties gecorrigeerde rendement bedraagt dan minus 2 procent, 6 minus 4 procent. Een andere toevoeging maakt de vergelijking nog eerlijk. Met behulp van gevoeligheidsanalyse kan een econoom inschatten hoe gevoelig het aandeel ten opzichte van de marktindex is. Economen noemen dit de beta. Stel dat Unilever een beta van 1,5 heeft, wat wil zeggen: als de index met 4 procent daalt (stijgt), het aandeel Unilever gemiddeld 6 procent daalt (stijgt). In dit geval bedraagt het abnormale rendement van Unilever dus precies 0 procent (6% minus 1,5 *4%). Overal in dit artikel waar rendement staat wordt abnormaal rendement bedoeld. |