VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Januari-effect op de beurs geldt vooral voor kleine fondsen

Het januari-effect is eigenlijk vooral een smallcap-effect. Zo wijst onderzoek uit. Sterker, de outperformance van small caps blijkt vooral een januari-kwestie.

Het is één van de meest halsstarrige beursevergreens: het januari-effect. Volgens de overlevering zou de maand januari mooie koerswinsten opleveren.

Volgens de Amerikaanse financiële professoren Eugene Fama en Ken French blijkt dit fenomeen in de Verenigde Staten eigenlijk uitsluitend voor kleinere fondsen op te gaan. Het bekende small-firm-effect en het januari-effect gaan daarmee hand in hand.

Voor beleggers in Amerikaanse largecaps blijkt het januari effect niet te spelen. De performance van grote fondsen in de eerste maand van het jaar wijkt nauwelijks af van het gemiddelde in de overige 11 maanden.

Snel rijk worden?
Uit data van Fama en French hebben smallcaps sinds 1926 het in de januari-maanden gemiddeld 7 procent beter gedaan dan de grotere fondsen. Op jaarbasis spreken we dan zelfs over een 100 procent outperformance.

Beleggers die denken dit dubbele rendement even snel binnen te harken komen bedrogen uit. Smallcaps blijken volgens het onderzoek in de overige 11 maanden in het geheel niet out te performen.

De Amerikaanse hoogleraren stellen een strenge grens voor het smallcap segment. Alleen bedrijven met een marktkapitalisatie van 250 miljoen dollar of minder zijn in het onderzoek meegenomen.

Dergelijke aandelen zijn vaak beperkt liquide waardoor al snel grote koersuitslagen te zien zijn. Door deze beperking zijn de meeste smallcaps in bijvoorbeeld de Russell 2000 niet meegenomen, omdat deze gemiddeld en marktkapitalisatie van meer dan 1 miljard dollar hebben.
Russel Index
Russel 3000 Index: Amerikaanse aandelenindex waarin zo'n 98 % van alle Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven zijn opgenomen.

Russel 2000 Index: de kleinste 2000 fondsen uit de Russel 3000 Index. De meest gebruikte benchmark voor beleggingsfondsen die zich richten op smallcaps.

Het blijft ook uiterst gevaarlijk op dergelijke seizoenspatronen in te spelen. Tussen 1926 en 2008 heeft de Russell 2000 het in 69 van de 81 januari-maanden beter gedaan dan de large caps uit de Dow Jones index.
In de 14 jaar tussen 1994 en 2009 hebben smallcaps maar 6 keer een outperformance neergezet.

Wat dichter bij huis blijkt de Nederlandse smallcap index AScX het over de jaren 2006-2010 in de januarimaand inderdaad beter te doen dan de AEX-index.

Echter, deze outperformance blijft lang niet altijd beperkt tot de maand januari.

Maar waarom?
Vraag is waarom smallcaps het historisch beter doen in januari. Mogelijk dat beleggers tegen het einde van het jaar hun zwak presterende aandelen van de hand doen en tijdelijk hun geld in liquide large caps parkeren. In januari worden deze large caps dan weer van de hand gedaan.

Een andere verklaring kan zijn dat beleggers in januari bovengemiddeld optimistisch zijn en daarom bereid zijn de als risicovoller geziene smallcaps te kopen.

Ook kunnen overnames een rol spelen. Kleinere bedrijven worden nu eenmaal vaker overgenomen dan grotere ondernemingen. Dit fenomeen zien we nu ook op de beurs. Beleggers spelen in op de overnames van vooral kleinere fondsen waardoor deze koersen relatief sterker stijgen.

Diffuus beeld
De belangrijkste verklaring voor het januari-effect komt uit de fiscale wetgeving in de Verenigde Staten. De Amerikaanse belastingbetaler zou er fiscaal gunstig uitspringen door vlak voor het einde van het jaar zijn verliesgevende aandelen te verkopen. De stukken werden dan vaak in januari weer teruggekocht.

Afgezien van het feit dat dit nog geen verklaring geeft voor stijgende koersen in januari in landen waar deze fiscale regel niet geldt, lijkt dit effect toch ook strijdig met het fenomeen eindejaarsrally. Dit wordt dan weer goedgepraat door er op te wijzen dat beleggers inspelen op het januari-effect door al in december aandelen te kopen.