VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Gone with the wind

De volledig uit de hand gelopen kredietcrisis heeft het vertrouwen van beleggers diep ondermijnd. Ook beleggingsthema's zoals alternatieve energie zijn geheel uit de gratie geraakt.

Beleggers verwachten kennelijk dat nu de overheden hun handen vol hebben aan het redden van het financiële systeem, de aandacht voor onze planeet op de achtergrond is geraakt. De aandelen van kansrijke bedrijven die actief zijn op het gebied van windenergie zoals het Deense Vestas, ook genoteerd in Frankfurt, en het Spaanse Gamesa werden gedumpt. Hun koersen ondergingen een nog grotere daling dan de algemene beursindices.
Het vooruitzicht van een mogelijk lange en diepe recessie heeft de olieprijs zwaar onder druk gezet en ook dat, zo redeneert men wellicht, vermindert de urgentie van omschakeling naar alternatieve energievormen. Maar de klimaatcrisis beschikt over oudere papieren dan de financiële crisis en de oplossing hiervoor heeft geen lagere prioriteit dan de gezondmaking van het internationale bank- en kredietwezen.
Bovendien hebben overheden zich al stevig gecommitteerd aan de reductie van de CO2-uitstoot. Zo wil de EU die uitstoot in 2020 tot 20 procent onder het niveau van 1990 hebben teruggebracht. Het fabriceren van biodiesel leek even een oplossing maar afgezien van de ongewenste prijsdruk op landbouwgewassen die hard nodig zijn om de groeiende wereldbevolking te voeden, levert de verbranding van een liter biodiesel evenveel CO2 op als een liter benzine. De oplossing zal vooral moeten komen van zonne- en windenergie.
Ook de Verenigde Staten zetten fors in op windenergie en hebben als doelstelling dat deze CO2-vrije energiebron 20 procent van de elektriciteitsbehoefte in 2030 zal dekken. Hoewel de Verenigde Staten momenteel een geïnstalleerde capaciteit bezitten van 17 gigawatt, het equivalent van 17 conventionele elektriciteitscentrales, neemt deze energiebron nog slechts 1,5 procent van de totale elektriciteitsproductie voor zijn rekening. Duitsland, met 22,2 gigawatt de grootste benutter van windenergie, dekt er al 6 procent van zijn elektriciteitsbehoefte mee. China, dat over een opwekkingscapaciteit beschikt van 6 gigawatt, wil deze in 2010 opgevoerd hebben tot 20 gigawatt en tot 100 gigawatt in 2020.
De fabrikanten van windmolens zullen dus nog vele jaren op volle toeren moeten draaien om in de sterk groeiende behoefte te voorzien. In de afgelopen vijf jaar konden ze de molens slechts met moeite aanslepen. In 2007 nam wereldwijd het geïnstalleerde vermogen met 20 gigawatt toe tot 94 gigawatt. Met een gemiddelde capaciteit per turbine van 2 megawatt praten we dus over zo’n 10.000 windturbines erbij. Voor 2008 wordt erop gerekend dat er 24 gigawatt aan nieuwe capaciteit ter beschikking komt. De terugval van de groei tot 20 procent heeft minder te maken met de kredietcrisis dan met de moeite die fabrikanten hebben hun productiecapaciteit uit te breiden.
Evenals zonne-energie moet windenergie door de overheid nog worden gesubsidieerd om ze concurrerend te laten zijn met conventionele elektriciteitsopwekking. De opwekkingskosten dalen echter door technologische verbetering en schaalvergroting van de productie. Zonne-energie heeft al bijna het punt bereikt waarop ze zonder subsidie de concurrentie aankan. Voor windenergie wordt die situatie in 2020 bereikt. Tijdelijk, als gevolg van een recessie, dalende olieprijzen kunnen hieraan weinig veranderen. Alom bestaat de verwachting dat wanneer de wereldeconomie de recessie achter zich heeft gelaten de olieprijs weer nieuwe recordniveaus zal gaan verkennen.
De sector van windturbinebouwers wordt gedomineerd door een zestal spelers: Vestas (marktaandeel 23%), GE Wind (16,8%), Gamesa (15,0%), Enercon (14%), Suzlon (7,1%) en Siemens (4,4%). Het Duitse Enercon is niet beursgenoteerd, General Electric en Siemens zijn te groot en te divers en het Indiase Suzlon te ondoorzichtig. Daarom hier aandacht voor Vestas en Gamesa.

Ambitieuze Denen

Het Deense Vestas, waarvan de wortels teruggaan tot 1898, bouwt sinds 1977 windturbines en heeft zich opgewerkt tot ’s werelds grootste producent. Het bedrijf heeft tot nog toe in zijn bestaan 33.500 windturbines geïnstalleerd in ruim zestig landen.
De laatste jaren is het marktaandeel, dat in 2004 nog 33 procent bedroeg, onder druk gekomen doordat Vestas simpelweg de productie niet sneller kan opvoeren dan met zo’n 20 procent per jaar. De laatste vijf jaar verdubbelde het personeelsbestand tot ruim 16.000 medewerkers.
Vestas legde aanvankelijk de nadruk op productieverhoging waarbij de winstgevendheid secundair bleek, maar de laatste twee jaar heeft het bedrijf zich toegelegd op het verbeteren van de winstmarges. Daarin begint het goed te slagen. De operationele marge verbeterde in 2007 van 5,2 naar 8,1 procent. Voor 2008 wordt gestuurd op een marge van 11 procent en voor 2009 is de doelstelling verhoogd tot 12 procent.
De cijfers die Vestas over de eerste zes maanden van 2008 rapporteerde, lijken op het eerste gezicht te indiceren dat deze doelstelling niet zal worden gehaald. De omzet van 1,8 miljard euro lag 2 procent onder die van dezelfde periode van 2007 en de ebitmarge verbeterde daarbij van 6 tot 7 procent. Het resultaat reflecteert echter een strategieverandering waarbij Vestas zich concentreert op grote klanten met goed gefundeerde uitbreidingsplannen die ook bereid zijn het onderhanden werk middels vooruitbetalingen te financieren.
Daardoor is enerzijds de voorraad in onderhanden werk in de eerste jaarhelft sterk opgelopen, maar zijn anderzijds de financieringslasten omgeslagen in rentebaten, waardoor de nettowinst verbeterde met 44 procent tot 98 miljoen euro. Aangezien het grootste deel van de omzet en het resultaat in de tweede jaarhelft valt, zijn de vooruitzichten voor 2008 ongewijzigd gelaten. Vestas gaat voor dit jaar uit van een 17 procent hogere omzet van 5,7 miljard euro met een operationele marge van 10 à 12 procent. Vestas beschikte op 30 juni over een orderportefeuille van 7,6 miljard euro.
De ambities voor volgende jaren blijven groot en Vestas stelt zich ten doel in 2010 voor 10 gigawatt aan nieuwe opwekkingscapaciteit te leveren, wat een verdubbeling ten opzichte van 2007 inhoudt. Voor de langere termijn tot 2020 houdt Vestas rekening met een jaarlijkse marktgroei van 20 tot 25 procent als wordt vastgehouden aan de doelstelling dat windenergie dan in 10 procent van de wereldwijde elektriciteitsbehoefte moet voorzien.

Afgeslankte Spanjaarden

Gamesa Corporación Tecnológica, dat zijn thuisbasis heeft in het Spaanse Baskenland, werd opgericht in 1976 en hield zich aanvankelijk bezig met mechatronica en de productie van industriële robots. Na een herstructurering in 2005 concentreert Gamesa zich nu echter geheel op apparatuur voor duurzame energieopwekking. Aanvankelijk behoorde hiertoe ook de productie van zonnecellen, maar van dit onderdeel zal binnenkort eveneens afscheid worden genomen zodat vanaf dat moment Gamesa, net als Vestas, een ‘pure play’ zal zijn in windenergie.
Evenals Vestas is Gamesa een praktisch volledig geïntegreerde windturbinebouwer die alle onderdelen, de turbinebladen, de masten, het aandrijfmechanisme en de behuizing in eigen beheer produceert. Met een geleverd vermogen van 3.289 megawatt in 2007 was Gamesa goed voor een wereldmarktaandeel van 16,7 procent. In totaal heeft Gamesa de afgelopen jaren 13 gigawatt aan opwekkingscapaciteit geïnstalleerd in twintig landen.
Gamesa is ook actief als ontwikkelaar van windmolenparken. Sinds 1995 heeft het bedrijf een dertigtal parken ontwikkeld in Portugal, Italië, Griekenland, Duitsland, de Verenigde Staten en China. De omvangrijke werkportefeuille van de divisie Windfarms Development voorziet in de ontwikkeling van windparken met een opwekkingscapaciteit van 21 gigawatt.
De resultaten over het derde kwartaal, dat eindigde per 30 september, heeft Gamesa al bekendgemaakt. De cijfers toonden nog geen nadelige effecten van de kredietcrisis. Over de eerste negen maanden werd een 36 procent hogere nettowinst van 143 miljoen euro behaald op een 40 procent hogere omzet van 2,9 miljard euro. De omzet van de divisie Turbines steeg met 29 procent, die van de divisie Windparken met 89 procent, maar terwijl de operationele winst bij Turbines steeg met 91 procent daalde die bij de veel kleinere divisie Windparken met 38 procent. Ondanks die uiteenlopende ontwikkeling bij beide divisies verbeterde per saldo voor het hele bedrijf de operationele marge van 5,7 tot 8,5 procent.
De teruggang in winstgevendheid bij de divisie Windparken wordt verklaard uit hoge investeringen die de kracht van Gamesa te boven gaan. Daarom is besloten de projectontwikkeling grotendeels aan anderen over te laten en zich geheel te concentreren op de bouw van windturbines. De activiteiten van Windparken worden momenteel overgedragen aan joint ventures. In Spanje is een partner gevonden in het kapitaalkrachtige Iberdrola Renovables en ook in China en de Verenigde Staten wordt gesproken met partners.
De terugtrekking uit Windparken en de concentratie op levering van turbines aan grote strategische klanten die bereid zijn tot vooruitbetaling heeft grote consequenties voor het vermogensbeslag. In de eerste drie kwartalen werd het werkkapitaal gereduceerd van 31 tot nog slechts 13 procent van de omzet. Hierdoor kon de netto rentedragende schuld ruim worden gehalveerd.
Gamesa draaide in het derde kwartaal op volle toeren waarbij de beschikbare productiecapaciteit van 3,6 gigawatt volledig werd benut. De orderportefeuille lag boven de 11,5 gigawatt, wat bij de huidige marktprijzen van circa 1 miljoen per megawatt goed is voor een omzet van 11,5 miljard euro. Voor de komende drie jaar verwacht Gamesa desondanks enige vertraging in de omzetgroei en ziet tot 2011 de wereldwijd geïnstalleerde opwekkingscapaciteit gemiddeld met 15 procent per jaar toenemen tot ruim 36 gigawatt. Daarbij wordt gerekend op een gemiddelde groei van 8 procent in de Verenigde Staten en van 22 procent in China. Na deze jaren zal de groei weer aantrekken tot zo’n 20 tot 25 procent per jaar.

Overdreven pessimisme
Zoals gezegd zijn de koersen van Vestas en Gamesa de laatste maanden zwaar onder druk gekomen. Gerekend vanaf het hoogste niveau dat deze fondsen recent bereikten, bedraagt de waardedaling 65 procent voor Vestas en 66 procent voor Gamesa. Op hun piekkoersen waren beide aandelen gewaardeerd met koers-winstverhoudingen van respectievelijk 46 en 35. Met die waardering werd fors vooruitgelopen op hun hoge groeipotentieel. Na de afwaardering doet Gamesa een koers-winstverhouding van 11 terwijl die van Vestas zich op 13,9 laat becijferen. Als de waardering in juni wellicht blijk gaf van een wat al te groot enthousiasme onder beleggers, lijkt er nu eerder sprake van een te groot pessimisme.
Dat pessimisme laat zich uiteraard verklaren door de plotselinge verdieping van de kredietcrisis in het derde kwartaal, die onverbiddelijk een recessie met zich zal meebrengen. De angst van beleggers is dat de gevolgen van de kredietcrisis zich niet zullen beperken tot een recessie maar dat die mogelijk zal overgaan in een langdurige depressie waarbij de olieprijs nog veel verder kan dalen richting 35 dollar per vat en het thema alternatieve energie voor langere tijd laag op de agenda van overheden zal worden geplaatst.
Uit de uitzonderlijke maatregelen die inmiddels zijn genomen om het bankwezen te hulp te komen met kredietgaranties en gedeeltelijke nationalisatie blijkt dat er onder overheden een grote vastberadenheid bestaat om de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie zo beperkt mogelijk te houden. De recepten van Keynes voor de stimulering van de economie hebben weer hoge actualiteitswaarde.
Gezien ook de urgentie van de bestrijding van de klimaatcrisis waaraan overheden van de grootste landen zich hebben gecommitteerd, zou de gelegenheid kunnen worden aangegrepen om stimuleringsmaatregelen vooral te concentreren op die sectoren waar tegelijkertijd de terugdringing van CO2-uitstoot kan worden gerealiseerd. Voor de Verenigde Staten geldt bovendien nog dat, wie ook de volgende president wordt, zowel Obama als McCain pleit voor terugdringing van de afhankelijkheid van olie als energiebron. Dit alles speelt de alternatieve-energiesector in de kaart.
Blinde paniek heeft zonder onderscheid de koersen over een brede linie laten kelderen, maar de recente resultaten en de prognoses van zowel Gamesa als Vestas lijken niet te stroken met het diepe pessimisme. Voor beleggers die tot nog toe de hausse in windenergie hebben gemist, doet zich een gelegenheid voor om op laag koersniveau instappen. Een ruime beleggingshorizon, waarbij men het zich kan veroorloven zonder al te grote problemen de recessieperiode uit te zitten, komt daarbij wel van pas.
Ten slotte is het nog van belang te kiezen voor de meestbelovende van de twee hier onder de loep genomen windturbinefabrikanten. De keus valt dan op wereldmarktleider Vestas, die de komende jaren zijn marktaandeel nog denkt te kunnen opvoeren en getoond heeft goed op weg te zijn met het verhogen van de winstmarges.