De informatieve aandeelhouders-vergadering van LogicaCMG begon met nieuws. Ceo Martin Read treedt terug. Zijn beslissing om met vervroegd pensioen te gaan is een gevolg van de winstwaarschuwing die het Brits-Nederlandse it-bedrijf onlangs gaf en de reactie van aandeelhouders hierop. Volgens chairman Cor Stutterheim is zijn vertrek een persoonlijke beslissing. Er is geen sprake van een gouden handdruk. In afwachting van een opvolger blijft Read nog aan, mede om het probleem in Groot-Brittannië op te lossen. De board stelt een profiel voor een opvolger op, dat binnenkort zal worden gecommuniceerd. Naar de opvolger zal zowel binnen als buiten het bedrijf worden gezocht.
De situatie op de Britse it-markt is minder gunstig geworden. De overheid doet zuiniger aan en omdat LogicaCMG groot is in die sector moet rekening worden gehouden met druk op de marges. In het eerste kwartaal daalde de omzet in de belangrijkste markt voor het bedrijf met 4 procent. Dit was wel in schril contrast met de sterke groei in Nederland en Frankrijk. LogicaCMG heeft vaker problemen in een van de landen waar het actief is. In 2005 was het Duitsland, in 2006 Frankrijk en nu Groot-Brittannië. Een aandeelhouder vroeg zich af of het spreidingsbeleid wel aan zijn doel, een stabielere ontwikkeling, beantwoordt. Stutterheim reageerde hierop dat door de spreiding over verschillende landen en activiteiten het effect van een misser minder ingrijpend is.
LogicaCMG heeft geen sterke balans. Door de overnames van Unilog in Frankrijk en WM-data in Zweden is de post goodwill gegroeid met 1,17 miljard tot 1,5 miljard pond, bijna de helft van de balans. Gevraagd naar het risico van een afboeking in de komende jaren antwoordde Stutterheim dat uit de impairmenttest niet is gebleken dat afschrijving nodig is. Beide bedrijven presteren beter dan verwacht bij de overname. Bovendien heeft LogicaCMG een zeer grote kasstroom en is zeer winstgevend. De opbrengst van de verkoop van Telecom Products wordt voor de helft gebruikt voor schuldaflossing.
Geen reden tot zorg dus. De toename van het aandeel grote klanten, nu al meer dan 20 procent van de omzet, is volgens Stutterheim niet een te groot risico omdat het meestal langdurige relaties betreft en deze langlopende contracten in aantal nog toenemen. Toen er werd geïnformeerd naar het personeelsverloop merkte Stutterheim op dat dit verschilt per land, maar gemiddeld dicht bij het streefpercentage van 14 à 15 ligt.